Nieuw-Jaar-Lieden. Deel 4
(1621)–Anoniem Nieuw-jaar-lieden– Auteursrechtvrijop de stem: O schoonste personage.
WAt sal'ghe nieuwe tyding
Komt steeds voor't ooch (nu hedensdaachs) verschynen?
't Gheen streckt tot een verblyding
Voor d'arme mensch, die met veel duysendt pynen
Vaack wert ghequelt, ter neer ghevelt
In schaduw' droef ghescholen.
Door 's Duyvels stricken, moet naarlick hy versticken,
Duyster dolen.
O aartsch'en broossche lieden,
Woelt noch u hert om 'tmeerendeel te erven?
Laat giericheyt flucx vlieden.
| |
[Folio B1v]
| |
Wt u gemoet, tracht na 't gretich verwerven
Van hem die leeft, die 't al besweeft
Op d'ommekring der aarden:
De gheen die lonen, sal u met 's Hemels kronen
Hooch van waarden.
Wat is des werelts wesen?
Niet als een schim, vergetel en lichtvaardich.
Wat voor beschroomde vresen
Genaken hun die zijn in't quaat vol-aardich?
Ghedenckt hoe Godt, zijn heylheyts lot
Niemant en sy ontreckich.
Wilt liever streven, nae een veel deuchdich leven,
Als hartneckich.
Ghelijck ghy moocht aanschouwen,
Dat heden is d'opperst' Heyland en Vader
Gheboren van een Vrouwe,
De bron en schilt: ja alder miltheyts ader
Leyt, laas! alleen, in 't kribb'ken kleen
By oud' vervallen hoecken.
Na (macht) gheleghen, gewonden door Gods seghen
In veel doecken.
De snel ghevlerckte Eng'len
Vrolijck verheucht, met oversoet begeeren
| |
[Folio B2r]
| |
Ginghen haar gauw' vermeng'len
Met held're stem, en songen glory, eere
By d'Herders wacht, die nacht op nacht
Ooghbraackte by haar kudden:
Onder haar allen, door't schielijck overvallen,
Angstich schudden.
De leyd-ster die verdweenen
Is, doe sy t'saam de plaats hebben betreden;
Na haar eenvoudich meenen,
Traden sy in, 't aandachtich aanghebeden.
Siet hier wat vreucht, ja groot gheneucht
Verquickten haar gemoeder,
Als sy aansaghen, met ooghen neer-geslagen,
d'Albehoeder.
Onthuyst u blinde huys,
Treckt met de Wysen nu na Bethlems palen,
Daer ghy (na u vermoghen)
Met schatten drie hem minlick wilt onthalen;
En buycht u hert, dat hy't ontwert
Van Satans loos verraden.
Hy sal u goedich, seghenen overvloedich
Met ghenaden.
Den Hemel-voocht verhoren,
| |
[Folio B2v]
| |
Wil onsen Gheest ontlasten van't beswaren:
Wy die scheenen verloren,
Door zynen Soon brocht hy ons wt 'tvervaren.
Hoe konnen wy, zijn (menschen) bly,
Ten had ghedaan den yver?
Dat God en Vader, ons trock doe allegader
Wt doots vyver.
I. I. Kolevelt. Een in't hert. |
|