Nieuw-Jaar-Lieden. Deel 1
(1618)–Anoniem Nieuw-jaar-lieden– Auteursrechtvrijop de voys: Nu singht, nu springt, etc.1. HOe is de mensch dus vreemt en boos,
Met alle haat ontsteecken;
Heel bitter en oock liefdeloos,
Elck wil zijn quaat nu wreken:
Niemant suyvert hem puur en net,
Noch volght niet na de rechte Wet,
Een yder waant het recht, al zijn't maar leecken.
2. Hy die was rijck van aardsche macht,
Ootmoedigh slecht van leven:
Want hy 's Werelts grootheyts pracht,
Gantsch t'onder heeft ghedreven;
Hy nam ons uyt des vyandts handt,
En deed' ons hulp en bystandt:
Hy deed' des Werelts roem voor zijn naam beven.
3. Der Wysen kennis ons al leyt
Van't waan-wijs licht te scheyen,
Soo veer in ons slech wert verspreyt
| |
[Folio B5r]
| |
De qua kennis van't leyen:
Want die hem 'talderwijste waant,
De sonden wegh voor anderen baant,
En gaan het onkruyt voor Gods kinderen seyen.
4. Treckt daerom in u hert met vreughd'
Het wel en deughdelijck leven,
Op dat ghy door de nuwe deughd'
In sond' niet meer mooght sneven.
Hy is de God der Vreden goet,
Zijn wil doch onder danen doet,
d'Onkuysche lust door bet'ring gaat begheven.
5. Betemt uw qua gheneghens lust
Met 'tgoddelijck wapen:
Gheen spitsich eyghensins vernuft
Laat dat u niet bedrapen:
Hy is de leyd-ster hoogh ghe-eert,
Die ons van't quade padt afkeert,
Volght slech dees Herder na als lieve schapen.
6. Sterft Prins u lust en sot begeer,
Wilt eyghen sin vertreden
In't nuwe Iaar met nuwe eer,
En goddelijcke Vrede.
Met een oprecht en vroom ghemoet
V ware schatten open doet:
Wilt toch uw ziel met deughden staach bekleden.
I. Fransz. 'tLyen verwint. |
|