Het nieuwe vermeerderde groote harpje
(1703)–Anoniem Nieuwe groote harpje, Het– Auteursrechtvrij
[pagina 139]
| |
Stem: O zalig, heylig Bethlehem.
WAerom, ô mensch! zijt gy verschrikt?
Gy schijnt met duysend vrees bevangen:
Om dat de dood hier op ons mikt;
Waer door men moet 't leven ontfangen.
De dood en is geen dood voor die,
Die in den Heer gerustig sterven:
Door Christum ik het leven sie,
Sijn dood doet ons 't leven be-erven.
Geen sterflijk mensch, seyd de Schriftuur,
En kan het Rijke Gods in treden:
Leer sterven voor u stervens uur,
En offert God steeds u gebeden.
| |
[pagina 140]
| |
De dood die is voor ons een deur:
De dood die brengt ons tot den Vader;
De dood verlost ons van 't getreur,
Met blijdschap wacht dees dood te gader.
Stelt niet u sin op 't aerdsche goet,
Maer van het aerdsch blijd'lik wilt scheyden,
O mensch! leert dat men sterven moet,
De dood sal ons tot beter leyden.
Paulus wenste met herten blijd:
(En let alleen op ziels genesen)
Ontbind my Heer, het is nu tijd,
Ik wil van u ontbonden wesen.
Jacob achten hier 't leven niet,
Als Pharao hem quam te vragen:
Dit leven als men wel besiet,
En baert niet dan suchten en klagen.
| |
[pagina 141]
| |
Maer als de dood hier 't leven breekt,
En neemt den mens (so 't schijnt) sijn krachten:
Dan is 't dat eerst de Ziel op steekt,
Daer niemand sal meer druk verwachten.
Uyt liefde quam des Alheyds Soon,
Van sijnen Vader hier beneden,
En dalet uyt sijn rijken Throon,
Om 's vyands macht met voet te treden.
Hy overwint doot, duyvel, hel,
En hy verbreekt des Satans banden,
Al waren sijn vyanden fel,
Sijn Vader brengtse al tot schanden.
Soo dat voor ons en is geen dood,
Christus die heeft de dood verslonden;
Ons Heyland trok ons uyt de nood,
Doe hy aen 't Kruyce was gebonden.
| |
[pagina 142]
| |
O God! stuert dan ons hert te recht?
Dat niemant hoeft de dood te vreesen:
Gy siet het hert van uwen knecht:
Geeft dat dees dood 't leven mag wesen.
Komt dan, komt dan, Heyligen Geest,
Die 't weynig zaed in my verwekke:
Voor dood, noch hel ben ik bevreest,
Niemand my uyt u hand sal trekke.
|
|