Het nieuwe vermeerderde groote harpje
(1703)–Anoniem Nieuwe groote harpje, Het– AuteursrechtvrijStemme: O zalig, heylig Bethlehem.
JErusalem, O schoone Stad!
Hoe staet gy Bruyd in mijn behagen,
Mijn oogen maekt gy dik so nat,
Mijn hertje doet gy na u jagen. Mijn, &c.
Want boven alle schoonheyt schoon
Zijt gy van buyten en van binnen,
| |
[pagina 87]
| |
So dan tot uwen lof ydoon
Noch menschen zijn, noch Seraphinen, So, &c.
O gulde Son, O silvre Maen!
U Sterren blinken als Robijnen:
Maer die daer eens mocht binnen gaen,
Duysent sonnen sou hy vinden schijnen. Maer, &c.
Schoon Vaderland, schoon Vaderland,
Gods alder-triumphansten Troone,
In u is rijkdom abondant,
O! zalig, die u krijgt tot loone. In u, &c.
U muren zijn van goude fijn,
Bestrooyt met Peerlen zijn u straten;
In u en is geen Sonne-schijn,
Want gy schijnt selver boven maten. In u, &c.
Hoe schoon blinkt daer den Diamant!
| |
[pagina 88]
| |
Hoe soetjes lacchen de Saphieren,
Ook den Karbonkel triumphant,
Geeft licht in duysentig manieren, Ook, &c.
Tapitsery en isser niet,
Dit zijn Jerusalems Tapijten:
De motten doense geen verdriet,
Den tijd en kanse ook niet slijten. Den, &c.
Och schoon Sion, mijn liefste Lief,
Gy hebt berooft alle mijn sinnen:
Maer desen roof doet my gerief,
Nu sal ik u alleen beminnen. Maer, &c.
Dus roept mijn ziel: ô Heer! wanneer,
O! wanneer sal ik van hier scheyden?
Naer u soo haek ik even seer,
Al wil het vleesch u neerwaerts leyden Na, &c.
| |
[pagina 89]
| |
Ik ben hier in het tranen-dal,
Den hoogen Thabor is daer boven:
Och laet my met u Vrienden al
U Majesteyt eens zalig loven. Och, &c.
|
|