Het nieuwe groote harpje
(ca. 1690)–Anoniem Nieuwe groote harpje, Het– Auteursrechtvrij
[pagina 31]
| |
Stemme: Door u gesicht quam, &c.O Schepper siet hoe lustigh ist om wesen,
daer gy zijt gepresen, van d'Engelen in den Troon,
Wilt my dog hier van alle druk genesen
Heere uytgelesen geeft my namaels sulk loon:
Dat ick u aenschijn mocht aenschouwen
En u geboden wel onthouwen:
O Bruydegom fijn! lof moet u altoos zijn.
Wie sou de vreugt en blijtschap konen schrijven
Die sy daer bedrijven int nieu jerusalems pleyn
Sy zijn verheugt, om dat sy mogen blijven,
Eeuwig te beklijven 't lam Gods suyver en reyn
Het Lammeken doet open den Throone
Het Boeck met seven Zegelen schoone;
| |
[pagina 32]
| |
o Bruydegom fijn! lof moet u altoos zijn.
Dees stadt eerbaer, sy is schoon boven maten
Want hare straten die zijn van gout planteyt,
d'Engelen met gouden wieroock vaten
loven sonder aflaten,
de Heylige drievuldigheyt
Sy prijsen God van Hemelrijcke,
Met de edele musijke,
o Bruydegom fijn! lof moet u altoos zijn.
Lieflijck reyn als Iaspis zijn haer muyren;
Want sy zijn van puren Christal blinkende klaer.
Blijdschap certeyn sal daer Eeuwig duyren;
Men siet daer geen uren droefheydt noch lijden zwaer,
Men siet daer geen melancolyen,
Maer alle soete melodyen,
o Bruydegom fijn! lof moet u altoos zijn.
| |
[pagina 33]
| |
Hoe men daer viert, niemant en kan hier leeren
Hoe de dienaers eeren, hem die ons heeft gesogt
Sy zijn verciert met kostelijcke kleeren,
Van den Heer der Heeren ontfangen sy haer logt
Daerom sijn sy geheel in vreugden,
Sy looven den Heer in alle deugden,
O Bruydegom fijn! Lof moet u altoos zijn.
De duyster nacht, siet men doet niet floreren,
Altijt triumferen 't ligt blinkend klaer en schoon
Met groote macht siet mense jebileeren,
Van den Heer der Heeren krijgen sy haer loon:
daer heeft Son nog geene Mane,
Nog geen ligt by haer te stane:
O Bruydegom fijn! lof moet u altoos zijn
Ist dat ghy hier de Werelt kunt verwinnen,
Met de Seraphinnen, sult ghy wesen verblijt;
| |
[pagina 34]
| |
In dit quartier so wilt den Heer beminnen,
met de Cherubijnen sult gy maeken jolijt:
Wilt u naturen hier bedwingen,
So sult gy daer uyt liefde singen:
o Bruydegom fijn! lof moet u altijt zijn.
Prince minjoot, wilt u met vlijt op maecken
Bidden ende waecken, op dese vreught doch let?
Kleyn ende groot, na dese stadt wilt haecken,
Die daer in geraecken, moeten zijn onbesmet:
Des Dienaers kled'ren zijn witte zijde,
Laten w'ons in haer verblijden,
O Bruydegom fijn! Lof moet u altoos zijn.
|
|