De nieuwe Oost-Indische rooze-boom: zynde voorzien met de allernieuwste liederen, die heedendaags gezongen worden
(ca. 1785)–Anoniem Nieuwe Oost-Indische rooseboom, De– AuteursrechtvrijOp een aangename Vois.'t Is om u zoete Min,
Dat ik schoon Herderin,
Hier heb zo lang staan wagten
| |
[pagina 47]
| |
En geen Troost en win;
Wat mag dog d'oorzaak zyn,
Dat gy my laat in Pyn,
By Daagen en by Nagten,
Zonder Weederminne:
Zyt gy van een Leeuw Of Tyger voort gebragt?
Die door uw stuurze reeden Myne Min veragt.
Vreest gy de Goden niet?
Die zien al myn verdriet,
'k Vrees die zullen u plagen,
Als gy van myn vlied;
Ach! Vrouws-Perzoon na konst,
Had gy het niet begost,
Gy had geen reen van klagen,
Door uw stuurze reeden,
Maar 't is om uw Schoonheid al,
Myn alderliefste Beeld,
Die Daagen en Nagten,
In myn Zinnen speeld.
Klein Cupido Venus Wigt,
Waar blyft gy met uw Schigt,
Zoekt gy het Hert en raaken
Van het zoet Gezigt,
Al is uw Borst van Staal,
Ik heb zo meenigmaal,
Een Ridders Hert doorstooken,
Dat in het Harnas blonk,
Zo toond dan maar uw kragt,
'k Bid uw 't is meer dan Tyd,
Eer dat de bleeke Dood,
Ons van het Leeven scheid.
Zoet Herder,
staakt u klagt,
't Is van myn nooit gedagt,
Dat ik u zou verlaaten,
Naar doen myn Zieltje tragt,
Ontfangt dan Weedermin,
Van u schoon Herderin,
Die u maar kwam beproeven,
Blyf en vlugt niet verder,
Ontfangt dees Rooze-Krans;
'k Zweer u getrouwigheid,
Dus weest dan zoetste Herder,
Met u Lief verblyd.
|
|