De nieuwe Oost-Indische rooze-boom: zynde voorzien met de allernieuwste liederen, die heedendaags gezongen worden
(ca. 1785)–Anoniem Nieuwe Oost-Indische rooseboom, De– Auteursrechtvrij
[pagina 43]
| |
Op een aangenaame Vois.Ach! Philis Lief,
Myn Harte Dief,
Komt by myn in dit Laantje,
Op dat myn Hert,
Getroffen werd,
By het schynen van het Maantje.
Hier woond de Rust;
Hier leeft de Lust,
Hier dertelen de Goden
En Kruid en Blad,
Met Dauw bespat,
Om Stryd ons herwaards nooden.
Geen Mensch kan hier,
Ons Jeugdig Vier,
Bespiedern of besnappen;
Hier Vreid het al,
In het Jeugdig Dal
En niemand weet van klappen.
Gy kunt met my,
Hier zey aan zey Gezeeten,
Bloempjes plukken,
En in het Groen,
De Wellust voen
En Hart aan Hartje drukken.
De Nagtegaal,
Fluit in zyn Taal,
Hier op de Linden-Takken;
Hier schuilt de Haas,
Schuw voor het geraas,
Der Winden en der Brakken.
Kom Lonkstertje,
Kom Pronkstertje,
Kom by myn dartel Wigje;
Zingt gy een Lied,
Voor Bos en Vliet,
Terwyl ik maak een Digje.
Gy kunt hier gaan,
Op Rooze blaan,
Vol leevendige geuren,
Uw blonde Hooft,
Met Bloem en Dost Optooijen,
schoon van Kleuren.
En krygt gy vaak,
Met zoet vermaak,
Kunt gy in 't Gras hier rusten,
Daar het Waater stroomt,
Want die hier Droomt,
Droomt steeds van Minne-Lusten.
Een Windje koel,
Zoo fris als zoel,
Speeld
| |
[pagina 44]
| |
hier op zilverde Baartjes;
Dat zal u Hals
En Borsjes mals,
Doorwrogt met bleek blaauw Aartjes.
Verzoeten zagt;
Kom Lief ik wagt,
Rust hier op Madelieve;
Kom herwaards aan,
De Min zal staan
Op Schildwagt,
u gerieve.
|
|