De nieuwe Oost-Indische rooze-boom: zynde voorzien met de allernieuwste liederen, die heedendaags gezongen worden
(ca. 1785)–Anoniem Nieuwe Oost-Indische rooseboom, De– AuteursrechtvrijOp een aangename Vois.Adieu Bergen-op-Zoom,
Wy gaan u verlaaten,
Door order van de Staaten,
Na een ander Garnizoen,
Ons Patent is gekoomen,
Van Smitharts Regiment,
Dat maak ik u Meisjes van Bergen bekent.
Adieu Bergsze Meisjes fier,
Wilt u affscheid neemen;
Liefje wy gaan heene,
Ik wensch u veel Pleizier,
Wilt u dan vergenoegen,
By een ander met fatzoen,
Die by u zal koomen,
In dit Garnizoen.
Wat zegt gy Jonkman,
Zou ik my vervoegen,
Met een ander vergenoegen,
Dat staat my niet an;
Ik heb u gegeeven,
Myn Eertje te Pand,
Om zaamen te Leeven,
Al blyf ik in schand.
| |
[pagina 42]
| |
Vivat spreekt gy van schand,
Al gaan wy nu heenen,
Wilt daarom niet Weenen,
Houd u maar constant;
Agt Maanden zonder schroomen,
Lief blyven wy maar uit,
Dan zullen wy weer koomen
En Trouwen u myn Bruid.
Het Meisje dat zeid,
Moet ik u verlaaten,
Myn Lief booven maaten,
Den Heer u geleid;
God wil u geleiden,
Tot in Sas van Gent,
Gy hebt daar geleegen
En zyt daar bekent.
Daar zyn wy in verduldig
En zien wat daar is,
Zyn ook niemand schuldig,
Gezond ende Fris;
Na Sas te begeeven,
Wat leid ons daar an,
Daar zullen wy Leeven,
Zoo goed als men kan.
Den twinstigsten April,
Gaat Smitshart Marcheeren,
Over de Zee Laveeren,
Teegen de Meisjes wil:
Adieu houd op van klaagen,
Want 't scheiden valt zwaar,
Wilt u dan vertroosten,
Met een ander Minnaar.
Adieu dan voor het lest,
Met een Glaasje geklonken
En nog eens Gedronken,
Dat smaakt ons het best
En dan nog een Kusje,
Voor haar Roder Mond,
Dan zegt ik u Susje,
Vaart wel en Gezond.
Ons Scheepjes plaizant,
Die zullen leggen draaijen,
Voor haare Ankers zwaaijen,
Smitsharts Vaandel op geplant
En het Windje voorspoedig,
't Vaarwater wel bekent,
Dan Zeilen wy moedig,
Al na Sas van Gent.
Die dit Liedje heeft Gedigt,
Een ieder mag 't wel weeten,
Twee Gasjes niet vergeeten,
Van haar Liefje wel Bemind:
Van Smitsharts Zwitsers,
Zyn Digten wel gewend
En ook de Granadieren,
Die maaken het bekent.
|
|