De nieuwe Oost-Indische rooze-boom: zynde voorzien met de allernieuwste liederen, die heedendaags gezongen worden
(ca. 1785)–Anoniem Nieuwe Oost-Indische rooseboom, De– AuteursrechtvrijStem: Van 't Koekwyf.Buiten 's Gravenhaagen,
Is een Boer Woonagtig,
Die schier alle Daagen,
In de Stad kwam pragtig,
By een Juffrouw,
Die hy wel Beminden,
Maar de Hoer ontrouw,
Die ging hem verblinden,
Want al haar Gezoen,
Was haar om de Poen.
's Was al avoes santee,
Juffrouw hoog gepreezen,'
't Is maar Geld van 't Vee,
Laat ons Vrolyk weezen,
Zegt wat u lust,
Ik zal 't u laa-
| |
[pagina 15]
| |
ten haalen,
Myn Engel weest gerust,
Wat ik heb nog Plaaten,
Sprak de Boer kurjeus En klopte op zyn Beurs.
Maar toen de Hoer dat zag,
Dat de Boer had Schyven,
Sprak ik zal 't Gelag,
Nog eers ter deeg op schryven,
Met Joosjes kryt,
Schreef zy twee voor eenen
En heeft teegen den Boer gezeid,
Huisman wilt niet weenen,
Dertig Gulden klaar,
Is u Gelag voorwaar.
De Boer betaalden haar,
Door de Min ontsteeken,
Dertig Gulden klaar
En hy begon te spreeken; Ik heb nog meer,
Speesies van Rejaale,
Als die zyn verteert,
Zullen wy meer gaan haalen,
Juffrouw stryk weg u Geld,
't Leid hier wel geteld.
Maar als de Boer doe dogt,
Met haar wat Vreugd te raapen,
Doe sprak de snoode Hoer,
Wouje by myn Slaapen,
Daar moet voor myn,
Nog twee Ducaatjes zyn; Ik tel 't u tot een Duit,
Sprak de Boer met lusten,
't Geld moet zyn verbruid,
Eer zal ik niet rusten.
Ik ben al myn Geld nu kwyt,
Sprak den Boer met zugten,
Waar zal ik nu Arme Bloed,
Waar zal ik heen gaan vlugten?
Nu moet ik heen,
Al na Oost-Inje vaaren,
Al door de woeste Zee,
Voor vyf, zes, zeeven Jaaren,
Ik wou dat deeze Hoer,
Na den drommel voer.
|
|