De nieuwe Oost-Indische rooze-boom: zynde voorzien met de allernieuwste liederen, die heedendaags gezongen worden
(ca. 1785)–Anoniem Nieuwe Oost-Indische rooseboom, De– AuteursrechtvrijStem: Van de Haagsze Officier.Lestmaal op een Avond laat,
Ging ik my nog eens begeeven,
Om te zien het Hoeren Leeven
En hoe dat het daar aan toe gaat;
'k Ging op een voornaame Gragt,
Kwam daar zagjes binnen treeden;
Ik eischten daar een Flesje Wyn
En wou toen nog eens Vrolyk zyn.
Den Oppaszer schonk myn eens in
En ik ging myn Glaasje leegen,
Toen bekeek ik eens ter deegen,
Al de Juffers van de Min,
Hoe zy netjes gefrizeert,
| |
[pagina 14]
| |
Als de grootste Dames pronkten,
Maar het was haar wel geleert,
Wat 'er in de Min verkeert.
Want van buiten haar beschouwt,
Zo gelyken het wel Godinnen,
Maar beziet ze eens van binnen,
Waar een Mensch zig aan vertrouwd!
Dat verlokkelyk valsze Aas
Voor veel Jonge Frisze Bollen,
Die in een korte Tyd, helaas!
Stinken als verrotte Kaas.
Ik vervloek dit Nagt-gespuis
En wil in myn Jonge Leeven,
Myn liever in den Egt begeeven,
Dan zo raak ik niet in't kruis
Van Vrouw Venus ongemak,
Ik zoek myn Neus niet te verliezen;
Weg met dat vuil Venus Pak,
Ik ben 't die haar een Beuling bak.
|
|