De nieuwe vermaakelyke gaare-keuken
(1746-1747)–Anoniem Nieuwe vermaakelyk gaare-keuken– AuteursrechtvrijZingende en kwelende verscheyde aardige en boertige liederen en ernstige gezangen. Alle op bekende voyzen. Noyt in deze order zo Gedrukt. IIIde stuk
[pagina 26]
| |
Stem: Van een nieuwe Opera. &c.
ACh schoon Cato,
Ik kom uw Trouwken vragen,
Want veele Meysjes klagen,
Over Cupido,
En door dees pijn,
Zag ik een Meysje schryen,
Om Getrouwt te zijn;
En door dees pijn,
Zo kreeg ik mede-lyen,
Met uw schoon Catrijn.
Wel lieve Peer,
Spreekt gy nog van te Paaren,
Gy zijt al te Oud van Iaaren,
Ey vertrekt Grampeer,
Weg, weg terstond,
Ik zie dat gy uw Handen,
Niet mee roeren kond;
Weg, weg terstond,
Want gy en hebt geen Tanden,
Meer in uwen Mond.
Wel Sottin,
Zult gy mijn dat verwijten,
'k Zal uw te minder bijten,
Steld dat uyt uw zin;
| |
[pagina 27]
| |
Als een Madam,
Zo zult gy gaan in 't Zijden,
En weest niet zo gram;
Als een Madam,
Zult gy met mijn gaan Rijden,
Alderzoetste Lam.
Weg, weg van hier,
Grampeer uw Oogen loopen,
En uw Neus is bedropen,
Gaat zit by 't Vyer,
'k Ben niet zo zot,
My te gaan begeven,
Met een Rochel-pot;
'k Ben niet zo zot,
Grampeer uw Leden beven,
Aan uw Baard hangt snot.
ô Schoon Catrijn,
Ik zal my dan Barbieren,
Dat zal mijn Gezigt vercieren,
Alderliefste mijn,
Ik heb nog Goed,
Wilt dat considereeren,
Honing-bekje zoet,
Ik heb nog Goed,
Dat zal 'k uw vereeren,
Kom mijn zoetste zoet.
Het zou wel gaan,
Het Geld zijn fraye zaaken
Maar uw blauw en magere Kaaken,
En staan mij niet aan,
Ey, ey, Grampeer,
Gy zoekt wat Iongs te kiezen,
En zo doen ik mee;
Ey, ey, Grampeer.
| |
[pagina 28]
| |
'k Zou by uw Bevriezen,
Laat my dog in vree.
Hoord schoon Catrijn,
Wilt gy my zo blammeere,
Ik zal uw dan quitere,
't Zal uw foute zijn,
Spreekt niet zo stout
Laat my uw troost verwerven,
Eer dat 't uw berouwt;
Spreekt niet zo stout,
Anders zult gy sterven
Moeten, Ongetrouwt.
Patientie dan,
Laat het Contract dan schryven
Liever, dan ik zou blyven,
Altijd zonder Man,
'k Heb nu den teyd,
Al van de Dertig Iaaren,
Lang genoeg gebeyd;
'k Heb nu den teyd,
En daarom wil ik Paaren,
Eer ik hem raak kwijt.
|
|