De nieuwe vermaakelyke gaare-keuken
(1746-1747)–Anoniem Nieuwe vermaakelyk gaare-keuken– AuteursrechtvrijZingende en kwelende verscheyde aardige en boertige liederen en ernstige gezangen. Alle op bekende voyzen. Noyt in deze order zo Gedrukt. IIIde stuk
[pagina 12]
| |
Stem: Leerdze van den Zanger, &c.
AAnhoord dit Lied gy Christelijke Scharen,
By Baresteen is dit onlangs geschied;
Van een Waardin 't zijn wel droeve maren,
Die door 't vloeken kwam in groot verdriet:
Want zy kost Schryven, Om Rijk te blyven,
Ia twee voor een, Zy Vloekten in 't gemeen.
Dat heeft geduurd veel Iaaren ende Dagen,
Dat zy de Menschen onregt heeft gedaan;
Op eenen teyd kwam haar de Duyvel vragen,
Of hy mogt Spelen met haar wilt verstaan,
Hy sprak op heden, Wy zijn te vreden,
Waardin haald ons wel, Een Nieuw Kaarte-spel.
Zy Speelden t'zaam tot 's Nagts t' Elf Uuren,
Dronken lustig Bier, daar by ook Wijn,
Waaren vrolijk, dogten op geen treuren,
Maar de Heer verloor veel Geld in valsche schijn:
't Is zo gebleeken, Door Duyvels streeken,
Want op het lest, Rees daar een groote Kwest.
Elk wou Betalen en riep na de Waardinne,
Rekend uw Gelag hoe veel is hier verleerd;
De Waardin die sprak zeer kwaad en dom van zinne,
Zeventig Rijksdaalders zijn hier verteerd:
| |
[pagina 13]
| |
Elk stond verslagen, Die dit aanzagen,
En den Heer die Sprak, Waardin gy liegt 't strak.
Ach neen mijn Heer ik zoud daar niet om liegen,
Want ik anders woud dat men de Duyvel strak;
Met Lijf en Ziel te zamen weg kwam vliegen,
Hy nam haar op, zo zy die Woorden sprak:
Elk stond verslagen, Die het aanzagen,
Want zy was toe voord, Men heeft haar niet gehoord.
Den Duyvel als een Post kwam daar aan gejagen,
Blies op zijnen Hoorn net als eenen Post;
By eenen Smit om haar te laaten beslagen,
Waar door de Smit nog uyt zijn Bed staan most:
Hy viel aan 't Smeede, Zeer wel te vreede,
Besloeg dit Paard, Zeer Schoon van groote waard.
Drie Yzers waaren daar al aan-geslagen,
Met goe reden sprak dat Paard een Woord;
Smit weest niet te haastig, het is na mijn behagen,
Want zo dit Uur voorby is, moet hy straks voord;
d' Smit verslagen, Dagt dat zijn plagen,
Van Godt den Heer, Hy spoeyde hem niet meer.
Nogtans de Duyvel vermaande hem tot Werken,
Smit spoeyd uw ras want ik moet te post voord;
Den Smit al even traag in zijne Werken,
Als hy die Woorden van 't Paard had gehoord:
Twee aan d' Handen, Aan d' Voet een spanden,
Door drie Yzers heet, Stond zy in pijn en zweet.
Drie Yzers wierden haar weer af genomen,
En zy wierd gemeesterd, dog was zeer Krank;
| |
[pagina 14]
| |
Het Paard wierd een Mensch als 't was gekomen,
Tot Spiegel bleef zy in den Oost staan lank:
De Yzers wilt merken, Zijn in de Kerken,
Ook heden nog t' zien, Publiek voor al d' Lien.
Oorlof Waardinne en andere Lieden,
Wilt gy geene kwaad op dees manier ontfaan;
Doet zo als gy wilt dat uw zal zelfs geschieden,
Dan zult gy Zegen van Godt den Heer ontfaan:
Ook hier beneden, Dat Eeuwig Leven,
En Zaligheyd, Tot in der Eeuwigheyd.
|
|