De nieuwe vermaakelyke gaare-keuken
(1746-1747)–Anoniem Nieuwe vermaakelyk gaare-keuken– AuteursrechtvrijZingende en kwelende verscheyde aardige en boertige liederen en ernstige gezangen. Alle op bekende voyzen. Noyt in deze order zo Gedrukt. IIIde stuk
Stem: Nederlanders houd de Wagt.
Konink.
ACh roemwaardig Amsterdam,
Waar in mijn Ziel haar vreugde nam,
Ik noem uw de Alderschoonste Vrouwe,
En biede uw nu aan mijn Trouwe.
Ziet gy zijt den Rijksten Schat,
Daar toe de aldergrootste Stad,
Vervuld met alle Kostelijkheden,
Gy zijt een Pronk van alle Steden.
Na u staag mijne Ziele jaagt,
Gy zijt alleen die my behaagt;
Nu kom ik uw mijn Trouw aan bieden,
Laat nu mijn hoogste lust geschieden.
| |
[pagina 15]
| |
Amsterd.
Wat is dit voor Vryery,
Gesmeek en loze vlyery?
Wat klagten komt my hier te vooren,
Wie komt my hier mijn rust verstooren.
Na my dunkt aan het Gevry,
Zo is 't een Franse Melody,
Och ja het is Louis de Konink,
Die van my maaken wil zijn Wonink.
Neen Louis, ô Franse Heer,
En doet om my geen moeyte meer,
Want wat gy doet of gaat beginnen,
Gy zult my nimmermeer verwinnen.
Konink.
Amsterdam ziet wat gy doet,
Gy hebt een al te trotzen moed,
Ik zoek in 't minst uw niet te krenken,
Maar Eer en Rijkdom uw te schenken.
Gy en zijt niet wel bedagt,
Dat gy een Konink dus veracht,
Laat alle Hoogmoed van uw vlieden,
Van my zal uw veel Deugd geschieden.
Amsterd.
Uwe opgeblazentheyd,
Uw Hoogmoed en Wredigheyd,
En kan geen Mensch op Aarden lyden,
Daar voor wil ik my ook bevryden.
En al had gy al uw Magt,
Voor mijne Wal by een gebragt,
Zo zoud gy mijn dog niet verwinnen,
Daarom ziet wat gy gaat beginnen.
Mijn Regenten houden wagt,
Met neerstigheyd by Dag en Nagt,
Gy zult haar nimmermeer doen vrezen,
Doet wat uw mogelijk kan wezen.
Konink.
Amsterdam bedenkt uw ziet,
Gy kend mijn groote Magt nog niet,
| |
[pagina 16]
| |
Gy zult veel hooger zijn verheven,
Wilt gy uw aan mijn over geven.
Over-Yssel, Gelderland,
Het Sticht van Utrecht zeer playsant,
Die heb ik al tot mijn begeeren,
Dus wilt het mijn ook consenteeren.
Amsterd.
Al had gy 't geheele Land,
Zo houd ik my nogtans constant,
Aan mijnen Prins en waarde Heere,
Die my bemind en doet veel Eere.
Mijnen Prins die voor my Strijd,
Zal mijn hoeden t'aller-tijd,
Oranjen heb ik gaan verkiezen,
En ik zal noyt zijn gunst verliezen.
Konink.
Amsterdam gy hebt geen kragt,
Om tegen mijne Oorlogsmagt,
Uw in het minste te verweeren,
Of eenigszints te defendeeren.
Daarom neemt een kort beraad,
Om dat gy als het is te laat,
Uw trotsheyd niet komt te betreuren,
Gelijk zeer ligt wel kan gebeuren.
Amsterd.
Tratzen Konink gaat van hier,
Ik agt uw dreygen niet een zier,
Mijn Vaders uwe Magt niet schromen,
Wilt vry met uw gespuys hier komen.
Vol Metaal Kanon zeer schoon,
Zijn mijne Wallen fray ten toon,
Ia Kruyd en Lood zeer overvloedig,
Ik heb veel Oorlogs Helden moedig.
Konink.
Amsterdam ô schoone Vrouw,
Ik bied uw voor het laast mijn Trouw,
Ik wil 't zo hart nog niet beginnen,
Maar zoek uyt Liefde uw te minnen.
| |
[pagina 17]
| |
Dog zo gy my geheel veragt,
En zo ik toonen moet mijn Magt,
Zo zal ik sparen Ionk nog Ouden,
En weynig zullen 't Leven houden.
Amsterd.
Wilt vry weer na Vrankrijk gaan,
Want uw Persoon staat my niet aan,
Met dreygen en hoogmoedig spreeken,
En zult gy mijne Maagt niet breeken.
Die hem op uw' Woord verlaat,
Die loond gy al met zulken kwaad,
Gelijk men zien kan aller wegen,
Dus ben ik niet tot uw genegen.
Ik vertrouw dat al uw Magt,
Zal werden haast tot niet gebragt,
Zo dat het uw nog zal berouwen,
Dat gy ons Land oyt het aanschouwen.
|
|