De nieuwe vermaakelyke gaare-keuken
(1746-1747)–Anoniem Nieuwe vermaakelyk gaare-keuken– AuteursrechtvrijZingende en kwelende verscheyde aardige en boertige liederen en ernstige gezangen. Alle op bekende voyzen. Noyt in deze order zo Gedrukt. IIIde stuk
Stem: Mijne Man is na Parys.
AL weer wat Wonders en wat raars,
Van een zo nobele Kwantje,
Tot Amsterdam is deze Baas,
En hoord eens van dit Mantje,
| |
[pagina 8]
| |
Hoe dat zy gink langs de Straat,
Als een Ionker hoog van Staat,
Spanssere, Spanssere, Spanssere.
Maar dog na een langen tijd,
Zo werd zy eens gevangen,
En wierd in hegtenis geleyd,
Dog 't viel haar doe wat bangen,
En men onderzogt haar daar,
Wat het voor een Karel waar,
Doe was het een Hoertje, een Hoertje.
Wat kreeg zy daar toe tot haar straf,
Het Vonnis is te pryzen,
Men haar doe dees Sententie gaf,
Men zal haar 't Spinhuys wyzen,
En zitten daar tot yders spot,
Voor het begaane zot,
En Spinnen, en Spinnen, en Nayen.
Al met dezelfde Kleederen aan,
't Is aardig om te keyken,
Waar mee zy nu moet Spinnen gaan,
En Nayen gelijk 't blijken,
Met een' Grauwe Hoed op 't Hoofd,
En zwart Lint daar op gelooft,
Dit waarlijk, dit waarlijk, dit waarlijk.
Daar by dan nog een Pruyk heel fray,
Een Alamodes Dasje,
Wat dunkt uw van dit moy genay,
En van dat aardig Gasje,
Met een Nieuw-modenze Rok,
Looft dit vry want 't is geen jok,
't Is aardig, 't is aardig, 't is aardig.
Eene smal Broekje heeft zy aan,
Al van dezelfde kleure,
Haar Kousjes net daar mee aan staan,
| |
[pagina 9]
| |
Wat dunkt uw 't zijn geen leure,
En gepolevyde Schoen,
Na een moy en nieuwt fatzoen,
Op 't Engels, op 't Engels, op 't Engels.
Het leykt een Mantje als een Pop,
Zo net en moy van Kleden,
Al van de Voeten tot de Kop,
En niet mismaakt van Leden,
't Is een Wonder voor de Lien,
t'Amsterdam kunt gyze zien,
In 't Spinhuys, in 't Spinhuys, in 't Spinhuys.
Alwaarze by de Hoeren zit,
Met al dees moye Kleeren,
Daar zy moet Spinnen, Nayen wit,
Al na yders begeeren,
Is dat niet een brave Man,
Die Spinnen en Nayen kan,
Met Handen, met Handen, met Handen.
Nu dan Liefhebbers loop maar an,
En wilt haar eens bekeyken,
Hoe dat dees lieve moye Man,
Daar nu moet zitten preyken,
Maar dees Man dat is een Vrouw,
Die twee Mannen heeft met rouw,
Versleten, versleten, versleten.
Oorlof dan Vrienden wie gy zijt,
't Zy Mannen, oft' Vrouwen,
Wilt gy niet zijn in zulken spijt,
Zo moet gy dit onthouwen,
Dat een Man zijn Broek houd an,
En een Vrouw haar Rokken dan,
Met eeren, met eeren, met eeren.
|
|