De nieuwe Amsteldamsche buyten-zingel
(na 1770)–Anoniem Nieuwe Amsteldamsche buyten-zingel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 62]
| |
Op een Aangename Wys.Ik trok, ik trok laast op een morgestond,
Alwaar ik in het Veld een schoon Herderinne vond,
Al met haar Schaapjes aan haar zy;
Lag zy te rusten in de wey,
wat schrik, wat schrik,
Ach wat angst krege ik;
En zo verschrikten ik al op dit oogenblik.
Ik riep, ik riep dat alderschoonste Beeld,
datg lag en sliep gy zyt voor myn geteelt,
Ik riep ach zoete Maget rein!
Hoe rust gy by een schoon Fontein?
Ontwaakt, ontwaakt,
Uit uwen zoeten slaap,
Want in uw schoonheid neem ik myn vermaak.
Sy ryst, zy ryst uit haaren zoeten slaap,
Ach Herder zeg myn eens hoe zyt gy hier geraakt;
Al in dit zoeten rosendal,
daar ik alleen in rusten zal;
Gaat voort, gaat voort,
Eer gy myn rust verstoort,
Want gy myn hert nog niet bekoort.
Godin, Godin, hoe bent gy nu zoo straf;
Of wilje dan de liefde van myn trekken af,
Ik buyg myn voor uw schoonheid neer?
Ik zie uw minnelonkjes weer,
| |
[pagina 63]
| |
Voogdes zeer rein,
Helpt myn dog uit de pyn,
dan zal ik uwen Herder en u Leidsman zyn.
Ik heb, ik heb, uw Herder niet van doen,
Ik kan myn Schaapjes wel alleenig weiden in ‘t groen,
Ik verlaat myn Vee of Schaapjes niet,
Ik keer de Wolf al met myn riet,
Voogdes, voogdes,
dan leef ik zonder pyn?
En ik zal uw Herder en uw Byslaap zyn.
Ik ga, ik ga Herder het word te laat,
Siet hoe de son na onder toe gaat;
Myn Vee moet haastig na de Stal,
Vrees ik ook voor geen ongeval:
Ach myn! ach myn!
Wat zal het met myn zyn?
dat wy moeten scheiden, ach wat zware pyn.
Sy vlugt, zy vlugt, ach Hemel! ach Godin
Sy spot met al myn klagten en myn Min,
Sy snyt de draad myns levens af;
Sy wenteld myn in het duyster Graf,
Vaart wel, vaart wel,
Vaart wel dan stuurze Maagt,
daat ik myn pyn vergeefs heb aan geklaagt.
|
|