De nieuwe Amsteldamsche buyten-zingel
(na 1770)–Anoniem Nieuwe Amsteldamsche buyten-zingel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 64]
| |
Stem: Al de Oude Wyven.1.
Men ziet nu veel Meisjes zwieren,
Sy gaan als een paauw zoo prat;
Sy moeten volgen de manieren,
Al hadden zy geen hembd aan ‘t gat,
Sy buygen en nygen,
Het is om te krygen,
Hier wel op let, hier wel op let;
Door al haar schoon paleeren;
Eenen Jonkman in het net.
2.
Merkt hoe zy het hoofd paleeren,
Al om dat het mooy zou staan
Smorgens zy haar tyd passeeren,
Om smiddags aan de trant te gaan!
Met krullen, en prullen,
En meer panullen,
Is dat niet net, is dat niet net?
daar by het haair gepoejert,
En het aangezigt geblanket.
3.
Met moesjes op de wangen,
En de Kuyfmuts op de kop,
Een Samaar om ‘t gat gehangen:
Om den hals een valsche strop;
Van loenze Pedanten,
| |
[pagina 65]
| |
of Diamanten:
En nog al meer, en nog al meer,
Groene Koussen met witte klinken:
Muyltjes kort van overleer.
4.
Zy hebben in haar tuyten
Eenen vrong naar ‘t nieuw fatsoen?
En een Hembd van dertien duyten
Dragenze om maar mee te doen:
Want aars ô Goden!
Lag haast de moden
Geheel ter neer, geheel ter neer:
Daarom Meisjes wild vry pronken,
Want ik gun aan u die eer.
5.
Ook ziet men veel Ionkmans zwiere,
Gelyk krullen by de weg;
Sy volgen ook de manieren,
Luysterd metwat overleg?
Sy steken haar hairen
Om te bewaren,
In eenen zak, in eenen zak;
Daar zy het mee besparen,
Het is voor haar een groot gemak.
6.
Sy dragen in haar Pruyken
Staarten van een half el,
Die zoo na de Poeder Ruyken
Als de muskes van myn del:
Nog meerder frassen,
Sy dragen Jassen:
Van rood en en blaeuw, van rood en blaeuw,
En van meer zoort van Laken
Het zy Leverkleur of Graeuw.
| |
[pagina 66]
| |
7.
Sy dragen op haar handen
Lubbens van Fyn Neteldoek,
Maar ‘t is een groote schanden,
Somtyds een gelapten Broek;
Met lappen en Leuren,
Met gaten en scheuren;
Dat is de fleur, dat is de fleur,
Sy dragen ook nieuwe Schoenen
Van een oude Reperateur.
8.
Soo loopen dan dees Kwanten
Met een half hembd om het Lyf,
Het geen is gezoomd met Kanten,
Dog van onder staanze styf
Van Luyzen en neeten
Wilt niet vergeeten;
Is dat niet mooy, is dat niet mooy,
Sy slaapen op Ledikanten:
En haar bed gevuld met hooy.
|
|