De nieuwe vermaakelyke snuyf-doos, zynde versiert met veelderley zoort van aardige en aangenaame gezangen
(ca. 1750)–Anoniem Nieuwe vermaakelyke snuyf-doos– AuteursrechtvrijStem: Als ‘t begint.Hoe lang is ‘t wel geleen, ô schoonste Julia!
Dat ik u vreyde en steeds volgde na,
U teere lipjes heb ik duizentmaal gekust,
En op uw tipjes mynen brand geblust.
‘t Was door de vlamme van u zoete ziel,
Dat ik u teegen quam gy in myn arme viel;
‘t Was door de woorden van u lieve tong,
Die myn bekoorden en tot minne dwong.
| |
[pagina 70]
| |
Wat heb ik niet al moeiten om u aangeleid
Om u myn Lief te troosten en u schoonheid
Toen ik vryden in de Minnevlam,
Zoo dra ik scheiden ik droefheid vernam.
Ach Julia ‘k verlaat nooit u trouwe Min!
‘k Offer myn traanen aan u ô schoon Godin!
Zoo lang de daagen zyn van Julia,
Is ‘t dat de naam nooit uit myn zinnen ga.
Nu moet ik als een Tortelduifje doet,
Alleenig treuren in myn droef gemoed;
Gestaadig zitten in myn eenzaamheid,
Tot dat de dood myn vonnis heeft bereid.
Ach! ach! wie klaag ik nu myn ongeval,
‘t Geen myn komt treffen hier op ‘t Aardsche Dal,
Myn Lief leyd door de Dood in ‘t Graf gerukt,
Eer haar de Bloem der Jeugt was afgeplukt.
Zy was de schoonste die op Aarden leeft,
Nooit schoonder schoonheid haer ‘s gelyke heeft,
Julia week niet voor Venus schoonheid zoet,
Nooit haar ‘s gelyken in schoonheid opgevoed.
Haar Voorhooft blonk als een versiert Altaar,
Versiert met Goud, zy had gekroesent Haar;
Geen Ster blonk schoonder aan het Firmament,
Als myn Lief haar Oogen in haar Hoofd geprent.
Haar Neus besneeden, Lipjes als Coraal,
Haar siere taal verdooft de Nagtegaal,
Yvoore Tantjes, Wangen als Robyn,
Geen Roos haar schoonheid kon nooit schoonder zyn.
| |
[pagina 71]
| |
Een Swaane hals, Een Boezem appelront:
Sneeuwitte Handen, lieffelyke van Mond;
Haar frisse Leeden daar niet aan mankeert,
Geen Aardsgodin is schoonder geformeert.
Wat baat myn zugten, klagen of geween,
de Dood die heeft haar leven afgesneen,
Kom Dood snyd ook den draad myns levens af,
Dat ik mag daalen by myn Lief in ‘t Graf.
|
|