De nieuwe vermaakelyke snuyf-doos, zynde versiert met veelderley zoort van aardige en aangenaame gezangen
(ca. 1750)–Anoniem Nieuwe vermaakelyke snuyf-doos– AuteursrechtvrijStem: Van de Zwaarde Dans.Ziet mijn Ziel door min gedreven,
Als een Hart na een Fonteyn,
Engelin laat my dog leven,
Geeft u Minnaar medicyn.
Minnaar wat zyn dat voor vonken,
Dat gy zoo laat in de Nagt,
Hier aan myne deur komt pronken;
En stort uwe Minneklagt.
| |
[pagina 67]
| |
Wilt u driften tog inbinden,
‘k Heb geen zin in Venus-lust,
Gy zult dat alhier niet vinden,
daerom my niet meer ontrust,
Lief my smerte nagt en dagen,
moet den Hemel zyn geklaegt,
Want gy schept vreugt met behagen,
In mijn droefheit zoete maagt.
Lief wilt gy de Liefde derven,
U wezen is my een gloet,
Zo doet gy u minnaar sterven,
die tot u zyn klagte doet,
Jongman al u minnevonken,
Al u droefheyt en elend,
Daar raakt men ligt door verdronken,
Eer dat men nog water kent.
De Meermin met zoete zangen,
Heeft den Stierman wel verleyt,
dat goet weer verandert strangen,
In Onweer in korte tyd,
Ik wil my voor storme wagten,
Van verdriet en zwaare pyn,
minnaars klagt moet geen Maagt agten,
Wil zy niet bedrogen zyn.
Menig Maget is bedorven,
Door de Jongmans haer gevley,
die van droefheit zyn gestorven,
En gebragt zyn in de ley,
Ag Lief laat my daar voor zorgen,
Spaart u Roosje tot de Trouw,
Ik wil zoete maagt u borgen,
Tot dat gy zyd myn waarde Vrouw.
| |
[pagina 68]
| |
Zou een maagt van Achtien Jaren,
Van tien zinnen maken vyf,
En het Huwelyk aenvaren,
Jongman dat heeft veel om ‘t Lyf
Zin en hart dat te vereenen,
Door opregte kuysche min,
Lief ik wil u bystant leenen,
Ziet de zaak zoo diep niet in.
Minnaar uwe schoone woorden
Die hebben my overheert,
Want zy trekken my als koorden
Gy zyd van my waert geëert,
Staekt dog al uw droevig klagen
U getrouwheyt overwind,
Ik ben nu tot u behagen,
Schoon ik dat noyt was gezind.
Trouw Minnaar u zoete reden,
Steelt het hert van u Vrindin,
Stelt u Jonk Hert maer te vrede
‘k Geef my over na u zin
Ik sluyt myn deur op: Lief komt binnen
Laat ons met de zoete tyd,
Dan het Huwelyk beginnen,
Leeft zo lang in Eerbaerheyd.
Eerbaerheid dat is mijn Vader,
En mijn Moeder is de deugd,
Liefje brengt u mond wat nader
Een Kus is u minnaers vreugt
Zoete Lief voldoet myn lusten
Jonkman het is laet by nagt,
Stelt u Jonkhert dog in rusten
Ik bid gy de tyd afwagt.
| |
[pagina 69]
| |
Geen Held kan de min weerhouwen,
Voor al eer hy zyne lust,
Dat het Vier hem kwam te brouwen,
Heeft tot Asse uytgeblust.
Minnaar op wilt nu vertrekken,
Want Eurora die komt aan,
Febus gaet zijn glans ontdekken,
Op het Lommer van de blaen.
Kom mijn aldersoeste Liefje,
Laet ons Echt gesloten zijn,
Kom mijn Ziel mijn Honingdifje,
Geneest dan u smert en pijn,
Wilt Honing als de Bey zuygen,
Uyt de Bloeme op het Land,
Ik zal my na u zin buygen,
Dat is het slot van ons band.
|
|