De nieuwe vermakelyke Utrechtse min-stroom
(1767)–Anoniem Nieuwe vermakelyke Utrechtse min-stroom, De– AuteursrechtvrijStem: Van de Schooyster.1.
Vrienden wild dit Lied aanhoren,
Wat ik u hier stel te voren:
Van een Man zeer pertinent,
In de Koog zeer welbekend,
| |
[pagina 30]
| |
Deze Man wild hier letten;
Ging zyn Vrouw in ’t ootje zetten;
Wie dat maar geld bieden wou;
Hy verkopen wou zyn Vrouw.
2.
Daar kwam een Boer met Potten,
Dagt dat zyn hier grooten zotten,
Verkoopt men hier de Vrouwe jent,
Wat of scheeld die malle vent,
Deeze Boer kreeg straks behagen,
En heeft de Man gaan vragen,
Wat hy voor zyn vrouwtje koen,
Hebben moest met goed fatzoen.
3.
De Boer die zy gy moet niet veel yzen,
Want dan kryg ik maar de gryzen,
Want gy weet de vrouwtjes puur,
Syn zomtyds voor niet wat duur.
Neen sprak hy ik zal wel handelen,
Gaat een weinig met myn wandelen:
En hy sprak met volle mond,
Sy moet koste net vyf pond.
4.
Deze Boer sprak met behagen,
Ik zal dat eens gaan waagen;
En sprak terstond zertyn,
Want u Huisvrouw die ik myn
Wiltze myn tersond maar haalen,
Ik zal u ook voort betalen,
En brengtze maar aan de Schuyt,
Dat ik met haar ruylebuyt.
5.
Oorlof koogze mannen en vrouwen,
Wilt dit Lied dog wel onthouwen:
| |
[pagina 31]
| |
Verkoopt niet u Vrouw terstond.
Gelyk als deze malle hond,
Want dan zou men u beklagen,
Als dan voor u op kwam dagen,
Dat gy met een Bok playzant,
Moest gaan lopen agter Land.
|
|