Nieu groot Amstelredams liedt-boeck
(1605)–Anoniem Nieu groot Amstelredams liedt-boeck– AuteursrechtvrijInhoudende Alderhande Tafel, May, ende andere Amoureuse Liedekens seer vermaeckelijck voor alle Ionge Lieden
Op de wijse: T’soud’ een Manneken end’ een Wijfken, etc.Iupiter.
Venus kindt, met ooghen blindt,
Wat doet ghy met u strale,
Daer mee gy t’hert, geheel Bsmert
En woudt het altemale?
Ik ben een Godt, van sHemels slot,
Ick salse bet bewaren,
Dan ghy, die macht, en hebt noch cracht
En zijt seer teer van Iaren.
Cupido.
Hoe wel u handt, met blixems brandt
Can al verwinnen crachtich
Soo zijt ghy niet, hoort mijn bediet,
Liefde te winnen machtich.
| |
[pagina 61]
| |
Ghelijck de Maen, in s’Hemels plaen
Verblint de ander sterren,
Soo doet dat riet, daer ick met schiet
V donderslaghen derren.
Iupiter.
Sy soude my, nochtans dan dy
Veel beter accorderen,
Die ’t al regter, ende bestier
Oock alles doe verkeren.
In s’Hemels throon, daer in mijn croon
Ia boven al verheven
De Goden slechts, ghelijck mijn knechts,
Die moeten voor my beven.
Cupydo.
Nochtans so doet, mijn pyle soet
V van den Hemel dalen,
En maeckt u dan een witte Swaen,
Om Leda schoon te halen:
Noch hebt niet ghevreest, te zijn een beest,
Oft een reghen van goude,
Op dat ghy t’vier, op die manier
Doch eenskens blusschen soude.
Iupiter.
Het is voorwaer in pylen swaer
Winnen mijn blixem crachtich
Die ghy recht schiet, en niet en siet
Maer wondt het hert onsachtich.
Dus hoort Princes Cupidoos les,
Want die Godt can verwinnen
Die can u hert, met groote smert
Oock wel wonden van binnen.
|
|