De nieuwe Mercker haringh-vanghst ofte het Monickedammer welvaren
(1697)–Anoniem Nieuwe Mercker haringh-vanghst ofte het Monickedammer welvaren– AuteursrechtvrijOp een aengename Voys.
BEsnevende velde doorluchtige boomen,
Aenhoort mijn klagen die ick hier doet:
Ruysonde Beeckjes en vleteende stroomen,
Neemt acht op 't geen dat my klagen doet,
| |
[pagina 13]
| |
Ach Hemels blaeu u tintelde lonckjes
Ach Silverde Maen en verduystert u glans
Gy die in liefde schier leydt verdroncken,
Ach Cupidootje hoe quest gy de Mans.
Het is Geleden Maer weynigh dagen,
Myn Oogh viel op een venus beelt,
Sedert die tijt so heb ick gedragen,
Een smert die mijnder gestadigh quelt
Alle mijn sinne en mijne gedachten,
Ach ach hoe sal het met mij noch vergaen
Ick sal in de bande der liefde versmachten,
Eer dat op droogt al mijn vloeijent getraen
Als febus met sijn vergulde stralen,
Gedoken lag in de oceaen,
Quam sy in mijnen sinne noch malen,
Daer ick lagh op het dons der swaen,
Narsus komt mijnder gestadig ontrusten,
En stelt voor mijn haer venus portret
Slapende ben ick in ongenuchten,
Als ick mijn eensaem vind op het bet,
Ach mijn Godinne heb ick uwen thooren,
Op my geladen door malle geswier,
'k Schroomde geen grootsheyt noeyt was geboren,
Die my kond ontsteken door 't minne vier,
Maer siet doch alle mijn dwase gedachten,
Sijn nu verandert in qullingh en pijn,
Ick heb niet anders te verwachten,
Als hier in droefheyt te sitten alleyn,
Ach, Ach, wat heb ick nu bedreven,
Dat ick moet missen de schoone Godin,
Ick verslijt helaes in droefheyt mijn leven,
Sy speelt gestadigh in mijn sin,
Ick stort vergeefs mijn droevige klachten,
Aen u Hertjen als yser of loot,
Die my in liefde sal laten versmachten,
En my doet sneven tot in der doot.
Ick roep nu Venus tot Getuyge,
Ik roep de Goden der minne te baet,
| |
[pagina 14]
| |
Dien hem met smeeken voor haer sal gaen buygen,
Is dat sy my dan noch versmaet,
Sal ik oproejen de goden der minnen,
En Jupyter met sijn vliegende brant,
Om te ontstaeken haer hertje van binnen
Al sou ik raken heel aen een kant.
Genade, genade, ach Venus soontje,
Aenhoort mijn klachten die ik hier doe,
Ik sal voor min lief gaen vlegte een kroontje
En haer gewillich gaen vallen te voet,
Ter eeren van onse mede-dogen,
Om dat gy mijn verlost hebt van pijn,
Ick sal voortaen u na mijn vermogen,
U altijt schuldig en danckbaer zijn,
EYNDE |
|