De nieuwe vermeerderde Groenlantse walvisch-vanghst, ofte Amsterdamse Y-stroom
(1719)–Anoniem Nieuwe vermeerderde Groenlantse walvisch-vanghst, ofte Amsterdamse Y-stroom, De– AuteursrechtvrijStemme: Als ‘t begint.Waaklt op waakt op het is meer dan tijd;
Wy hebben verslapen beyd’ onsen tijd,
| |
[pagina 53]
| |
En ick hoorden de Wachters stemmen,
Schiet mijnder tot uwen kleyn venster uyt,
Ick salder so lustig zwemmen.
Die maget heeft so haast verstaan,
Zy is na haar slaap-kamer gegaen,
Na haar slaap-kamer so rasse,
Sy schoot hem tot haren kleyn venster uyt,
In een so diepen grafte.
Doen hyder dat grafjen ten halven quam,
Sijn Vaders hoogen Tooren hyder vernam,
Van graeuwe steenen en muuren,
Gantsch selten is dit van vrouwen gekomen,
Het zwemmen valt mijn so suure.
Doen hyder dat Grafjen ten eynde quam,
Sijn kleederen onder sijn armen nam.
En hy sprong op ’s Heeren straten,
Hy klopten aan een kleyn Vensterken aen,
Daar Heeren en Krijgsluy saten.
Sijn vriendekens riepen verblyd van geest,
O Knaapje waar benje so lang geweest,
Wy en hebben u niet vernomen,
Of heeft u de goede overgebrocht,
Wy meenden gy waart verlooren.
Die ons dit nieuw Lied heeft gedicht,
Het was ‘er een Knaapje zijn hert was licht,
Hy heeft het wel gesongen,
Hy heeft het al van mijn selfs gedicht,
Spijt alle qua Nijders tongen.
Hy heeft het gesonge hy singt het wel meer
God geefter de Lands-knecht prijs en eer,
De Knaapjes groote schanden,
Als gy de Meysjes niet krijgen en meugt,
So treckt gy uyt den Landen.
|
|