Eenen nieuvven Antwerpschen liekens-boeck(1654)–Anoniem Nieuvven Antwerpschen liekens-boeck, Eenen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een Nieuw Amoureus Liedeken, op de wijse: O nacht ialoursen nacht. O Nacht o swarten nacht, deckmantel vande sonden Die voor een cleyne vreught, den mensch hier na bedroeft Moort, oneer, dievery, wort meist u bevonden Als aenghename vrient, van d’eereloos gheboeft Hoe menich Princen kint, hoe veel schoon ionge maeghden Sijn door u doncker cleet, ghecomen tot den val Die (als ghy waert ghevlucht) hun al te laet beclaeghen, Ghelijck door uwe hulp te nacht gheschieden sal. [pagina 32] [p. 32] O edel schoon Princers, o Fenix van dees landen Hoe zijn door valschen schijn, u sinnen soo verdooft, Den nacht u gantsch verblint, want een van u vyanden, Heeft in plaets van u lief, met list u eer berooft. V lief sit laes bedroeft, becommert vast ghesloten, Sijn hert van ancxten vreest, voor eenich valsch verraet, Een ander heeft met vreucht, u desen nacht ghenoten Dies sal u groote min, verandert zijn in haet. Den nacht nu gantsch verdwijnt, diet aen den dach sal clappen Op, op me Joncker op, t’is tijdt dat ghy vertreckt Oft Phoebus mocht als Mars by Venus u betrappen Waer door u valsch bedroch, sou schandich sijn ontdeckt. I. Spierincx. Allencxkens niet. Vorige Volgende