De nieuwe vermeerderde Haagse joncker, of 't Amsterdamse salet juffertje
(1717)–Anoniem Nieuwe vermeerderde Haagse Joncker, of 't Amsterdamse salet juffertje, De– AuteursrechtvrijStem: Als ’t begint.
LIefste Lief ik kan ’t my niet versinne,
Dat gy gaet een ander Liefje minne,
Ick had gedagt dag en nagt,
by u te wesen,
Maer gy hebt my niet geacht.
‘k Wil op Venus snaren niet meer Vedelen,
Want sy brengt de Rijken man tot bedelen,
Al haer gesoen,
Is om de Poen,
Van Boer of Edelen,
Ik heb met Venus niet te doen.
‘k Wil op Venus wetten my gaen ontbinden,
Want daer is niet als verdriet en pijn te vinde
Neen kleyne God,
Ik ben niet meer sot,
Dat ick my laet binden,
Want ick drijf met u de spot.
‘k Weet mijn gelt wel anders uyt te soetelen
‘k Heb den bras van samelen en troetelen,
Al haer gestreel,
‘r Sou by mijn keel,
Een mensch verhoetelen,
Ik hou mijn strijkstock van die veel.
Sou ik mijn goet en bloedt dan so verdartelen,
ik laet mijn van die Liefde so niet martelen,
Ick ben voor mijn Gelt,
Beter bestelt,
Gy doet mijn spartelen,
| |
[pagina 43]
| |
Hase wint met u gewelt.
‘k Laet de min voor Heydenen voor Turken
Voor Roffianen en voor schurken,
Ach koele Wijn,
dranck van den Rhijn,
Mocht ik u slurfen,
Want gy hout ons uyt de pijn.
Bacchus God der wijn die wil ik eeren,
Want gy doet ons eeren als de beste Heeren,
Gy geeft ons moet,
al hebben wy geen goet,
Om veel van te teeren,
Want gy ons hert verheugen doet.
Weg, weg Venus kint met al u strikken,
‘k wil my liever vol van Bacchus tranen sticken,
Ach uwe wijn,
Is Balsem voor fenijn,
Van Minne-stricken,
Roept dan fiere Godt der wijn.
|
|