Het nieuwe gevondene Makrollitje ofte Clioos hernieude cyter
(1678)–Anoniem Nieuwe gevondene Makrollitje ofte Clioos hernieude cyter, Het– Auteursrechtvrij
[pagina 85]
| |
Op een Nieuwe Wijs:
ICk bender getrout, Dat mijn wel rout,
Mijn nootje moet ick klagen,
Met eenen Man, Die niet en kan,
Hy en doet niet dan slapen, la la,
Hy en doet niet dan slapen.
Ick dochte dat hy beschoncken was,
Patientie docht ick tot morgen,
Slapende Jan, Die niet en kan,
Hy seyde gy moet mijn borgen, la la,
Hy seyde gy moet mijn borgen.
Ick als een Bruydt, Ten Bedde uyt,
Ick dacht wel duysent keeren,
Wist ick een Man, Die zwijgen kan,
Ick soud hem wat anders leeren, la la,
Ick soud hem wat anders leeren.
Als mijnen Man, Gaet Vincken dan,
Soo gaen ick ondertusschen,
By eenen vent, Die my wel kent,
Om mijnen Brant te blussen, la la,
Om mijnen Brant te blussen,
Ik sette mijn Man, Een Kroon op dan,
Dewelck hem seel wel pasten,
Hy wiert gekroont, Ick wiert geloont,
Laet hem de hoorens wassen, la la,
Laet hem de hoorens wassen.
Ick seyde och! Jan Mijn lieven Man,
Bekent doch uwe schulden,
Ick salder in tijt, ’t Spijt die ’t benijt,
U hoorens doen vergulden, la la,
U hoorens doen vergulden.
Oorlof Mannen allegaer,
Gy hoeft u niet te stooren,
Al benne mijn hoornkens van Goudt,
Gy moet het dickmael hooren, la la,
Gy moet het dickmael hooren.
En nu gy Vrouwkens in ’t gemeen,
| |
[pagina 86]
| |
En wilt dan sulckx bedrijven,
Setten u Mans Hooren op ’t Hooft,
En wilt hem dan niet bekijven, la la,
En wilt hem dan niet bekijven.
|
|