Een nieuw lied.
Van een vriendelyke dochter uit Zeeland.
Wys: Van Par le Francée.
1.
Jonkmans wilt gy gaan uit minnen,
'K weet een dochter pront en fris,
Maar gy moet niet lang verzinnen,
Want zy wagt met deerenis,
De liefde komt haar hart doorsteken,
Ach! 't is zo een hupse meid,
En zo aardig in haar spreeken,
Zy lacht altyd, zy lacht altyd.
2
Zy kan styven, en ook stryken,
Haar's gelyk kan 'er maar zyn,
En zy laat haar liefde blyke,
Zo graag in de maneschyn,
Van voren draagd zy ronde knoppen,
't is de fleur van de jonkheid,
Komt gy daar eens aan te kloppen,
Zy lacht altyd, zy lacht altyd.
3.
Als gy daar wilt heenen trekken,
Zy zal weezen gauw content,
Maar gy moet van trouwen spreken,
Schoon dat zy het niet en meend,
Als gy maar zegt, ach myn beminde,
Met een Liefgetalligheid,
Gy zult het wel ondervinden,
Dan lacht z'altyd, dan lacht z'altyd.
4.
Wilt gy dan een mondje geeven,
Aan deez' allerzoetste beeld,
Gy zult haar doen heel herleeven,
't Is de liefde die haar kweld,
Zy zal haar liefde laaten blyken,
Want zy is zo graag gevryd,
Gy moet haar wat zoetjes stryken.
Dan lacht z'altyd, dan lacht z'altyd.
5.
Streelen ende carresseeren,
Dat is 't geen dat zy betragt,
Zy en zal ook niet mankeeren,
Al was het den heele Nagt,
den slaap die kan zy overwinnen,
daar voor leid zy geenen stryd,
Klopte gy eens aan haar kinne,
Dan lacht z'altyd, dan lacht z'altijd.
6.
Jongmans wil niet lang meer wagten,
Troost dit alderliefste beeld,
Die bij dagen en bij nagten,
Door de Liefte word gekweld,
Gij moet deez' Maget niet verfoeijen,
Ofschoon ik dit heb gezeid,
Als zij melken gaat haar Koeijen,
Dan lacht z'altijd, dan lacht z'altijd.
7,
dit lief en aardig Koosje,
't is een Meisje naar de zwier,
Zij heeft een kleur gelijk een roosje
Zij leeft gaarne in plijzier,
Van lijf en leden is zij ferm,
En zij kleed haar na de tijd,
Als g' haar neemt in uwen arm,
dan lacht z'altijd, dan lacht z'altijd.
8
Haar hart dat komt op te vliegen,
Als zij eenen Jongman ziet,
Ik en moet daarom niet liegen,
Het is kortelings geschied,
jan Klaes sprak ach lief gepreesen,
Gij zult haast weezen mijne bruid,
de vreugd kwam door haar hert gerese
Zij ging lachen overluid.
EYNDE.
|
|