Een nieuw lied, of de bode van Rusland en Turkije(ca. 1810)–Anoniem Nieuw lied, of de bode van Rusland en Turkije, Een– Auteursrechtvrij Vorige [pagina 3] [p. 3] Een nieuw lied, of: De Zamenspraak van Poppe Neeltje met haren man Keesje Zwerenberg. onder de zinspreuk: Het trouwen is zoo gemakkelijk niet, Het brengt menigeen in het verdriet. Drommels wyf, waar blijft gij weer, Ik roep u al zoo menig keer, Dagelijks verpraat gij uw dagen En dat kan ik niet langer verdragen. Slenteren kuijeren langs de straat En daar het huishouden verloren gaat. Geloof het mij, geloof het mij, Gij brengt mij arme man in de lij. De Vrouw. 2[regelnummer] Hoort zoo een vent toch nu eens aan, Waarvan moet ik toch nu bestaan? Het is met u niet uit te houden, Niemand wil u iets vertrouwen. Dagelyks zit gij bij de kastelein, En uw verdiensten zijn zoo klein. Geloof het my, geloof het my, Gy brengt my arme vrouw in de ly. De Man. 3[regelnummer] Eerschendster, drommels beest, Van alles hebt gy toch het meest. waar zijn nu al myn beste spullen, Veranderd allemaal in oude prullen. Overal waar ik henen tast, Alles weg en leeg in de kast. Geloof het my, geloof het my. Ik lijdt er toch het meeste by. De Vrouw. Luiaard, dronkaard, deugeniet, Man wat heb ik een verdriet, [pagina 6] [p. 6] Mijnheer die leeft naar zijn behagen, En alles door het keelgat jagen Krijgt de schurk niet opgedischt, Dan krijg ik slaag dat is gewis. Geloof het mij, geloof het mij, Niemand weet wat ik van u lij. De Man. 5[regelnummer] Altemaal leugens, praatjes, lastertaal, wijf! wat maakt gij een kabaal, Het wordt alles op de man geschoven, Men zou maar al die vrouwen gelooven. Terwyl ik dagelyks werk en ploeg, Vermorst gy alles laat en vroeg. Geloof het my, geloof het my, Een ongeluk zijt gy van mij De Vrouw. 6[regelnummer] was ik niet altyd een knappe vrouw, En nu veranderd door den trouw, Ik doe toch alles wat ik kan, Toch nooit genoeg voor mijn lieve man. wij vrouwen lijden met geduld. Gaat het niet goed wij krijgen de schuld. Geloof het mij, geloof het mij, wij arme vrouwen raken in de lij De Man. 7[regelnummer] Hebt gij niet al weer gelijk, Als meisje was gij ook niet rijk, Gij hebt mij altijd nageloopen. Het mooiste wist gij voor mij te koopen. Gij weet geen huishouding te regeren En wilt zulks van mij begeeren. Geloof het mij, geloof het mij, Ik kwam in een slavernij. De Vrouw. 8[regelnummer] de vreijers zijn toch altijd goed; Vorige