Een nieuw lied, of De Bode van Rusland en Turkije.
Wijze: De Hamburger kindervriend.
Ik ben gezant van het Turksche ryk,
En ook de bode van Rusland gelyk.
Ik breng u de tyding hoe of het daar gaat,
En hoe er de kans van den oorlog al staat
'k Zal zonder dralen, aan u verhalen,
In dit myn lied, wat daar geschied.
Geloof my 't is daar zoo best niet gesteld,
Daar zyn al verscheidene Russen geveld,
Maar ook menig Turk die ging aan den loop
Werd daar door de Russen gehakt overhoop
In lang niet teeder, zy vielen neder,
Met pak en zak, dat 't hart my brak.
Ik zag er nog een, hy deed zoo zyn best:
Hy greep met zyn band vol moed het gevest,
Maar naauwlyks nog had hy zyn mes naar omhoog
Toen hem door een kogel zyn arm ontvloog,
Hy stond verlegen, weg was zyn degen,
En ach! hy viel, die arme ziel!
Daar kwam ook een Rus, gelaarsd en gespoord
hy reed op zyn ros zoo moedig hervoort,
Hy gaf zijn bevelen zoo fier en vol kracht,
Vooruit! riep hij: mannen! die zege verwacht!
Toen bleef hij steken, kon meer niet spreken
Die groote heer, viel dood ter neer.
| |
Toen kwam er den Turk, zoo groot in getal,
Dat ik het waarlijk niet opsommen zal;
Met ijzeren vuisten en oogen vol vuur.
Maar ach! zij betaalden den oorlog zoo duur.
Zij moesten vallen, en werden allen,
Door 't lood en kruid, den Rus ten buit.
Maar 't Russisch leger verloor er ook veel,
Te sneven ten strijd, was velen hun deel,
En blonk ook te voren hun trouwe en moed,
Zij werden verslagen en plengden hun bloed,
Die Turksche guiten, zij lieten fluiten.
hun moordend lood, Tot veler dood.
Zoo werden er veel gedolven in 't zand,
'k Zag zwaarden en vuur 't was moorden en brand
hier zag ik de Turken daar Russen verslaan,
Het slag veld was rondom met lijken belaan,
Waar ik mogt komen, ik zag met schromen,
En droef gemoed, der helden bloed.
Nog staat er de kans onzeker naar 'k hoor,
Ik weet niet wie meer verwon of verloor,
En wilt gij nu weten waartoe ik kwam hier?
Dat strijden en sterven dat oorlogegetier,
het deed mij denken om u te schenken,
Ja, inderdaad, deez' goede raad.
Gij smaakt nog de vrede in u Vaderland,
O houdt als gij kunt nog lang dien stad,
Waar vrede mag wonen bij vrijheid en regt.
daar wordt nooit de band van de eendragt geslecht
hier lacht u tegen, des hemels zegen,
En juicht gij blij, wij, wij zijn vrij!
|
|