Een nieuw lied.
Op de kust-kanonniers.
Op een aangenaame Wys.
1.
Wy dienen voor het Vaderland,
2.
Hoe en wat men moeten doen,
Op de Straat of in het Groen,
Alle dagen met het Kanon,
Dan moeten wy in de Preson.
3.
Maar wy dienen tot avontagie,
Voor ons lieve Vaderland zoet,
Men krygt uit de menagie,
Al het geen 'er toe behoord,
En leiden thans geen nood.
4.
Wy willen ook wel zweeren,
Wy krygen ook monteering,
En ziet wy moeten leeren,
5.
Laat daarom geenen traan,
Want ziet wy moeten gaan,
Wy vreezen geen Tirannen,
Wij leeven frank en vrij,
En door geen vrees verbannen,
6.
Kom laat ons nu besluiten,
Men kan 'er niets tegen uiten,
Want ziet het is ons lot,
Daarom mijn lieve Vrinden,
En zullen ons gerust verbinden,
Om onder 's Keizer's magt te staan.
7.
Wij wenschen uw veel plaisier,
Met een Tak van Lauwerier,
Dan zullen wij kunnen zingen,
Van Vaders, Moeders, Vrinden,
8
Nu Vrienden wy gaan verder,
En stryden voor ons Land,
Onder Keizerlyke Banieren,
Dan blyft ons Land in stand,
God wil ons Zegen geeven,
En eindigen vrolyk ons levven,
|
|