Een nieu Guese liede boecxken
(1576)–Anoniem Een nieu Guese liede boecxken– Auteursrechtvrijende gaet op de wijse: De Boer met groot gewelt, al wt de Camer spranck.Hoe seer sietmen nu dalen
Ons Pauselick Roomsche Rijck,
Bisschoppen en Cardinalen,
Papen en Monicken alle gelijck,
Wy vallen tot den ooren int slijck
Wie sal ons weder oprechten?
Want onse knechten
nu nemen de wijck.
Des moghens wy wel crijten,
Su[cht]en ende clagen seer,
Ons Kerck met haer profijten
Willen sy nu trecken ter neer,
Sy vallen vast aen, hoe langher hoe meer
Die nu de Nappen draghen
Sonder vertraghen,
trecken om seer.
Aen onse heylige Santen
Sy als nu de handen slaen,
End achtense als onnutte Planten,
Die lang geen Mirakel hebben gedaen,
Dus moeten sy nu te water gaen,
Sy willense oock wel vieren,
En vercieren,
met roode Tabbaerden aen.
| |
[Folio 9v]
| |
Wonder sietmen bedrijuen
Van de Geusen seer menichfout,
Sy willen ons verdrijuen
Uit onse Clooster lustich gebout,
Och als sy aldus hebben gebrout,
Waer willen wy dan loopen?
Spaceren met hoopen,
int groene Woudt.
De ghestichten ende wercken
Van onsen Vader den heyligen helt,
Sijn nu in alle Kercken
Meest al te samen qualijck gestelt:
Ons Misse heeft haer te bedde geuelt,
Sy soeckt veel Medecijnen
Sy wil verdwijnen,
in ghebrec van gelt.
Sy zijn in groot benouwen,
Ons aflaten al inder kist,
Om dat sy niet mogen aenschouwen
Het Vagevyer dat ons seer mist,
Ratten en Muysen hebbent wtgepist,
Sijn dit niet groote plaghen,
By vlaghen,
bedrijuense sulcken bist.
Hoe haest sietmen verkeeren
Jn corten tijen, so men mach sien,
Om datmen ons niet meer wil eeren,
Stuypen, nijghen, en buyghen de knien,
De Biecht is doof geworden by dien
Sy en can niet meer geweten
De Secreten,
al van de Lien.
Princelijcke Vader ghepresen,
Gheresen, te Roome groot,
| |
[Folio 10r]
| |
Wilt onse Voorstander wesen
Jn desen, want nu wil treffen de cloot:
Vwen schat wilt nu ontdecken bloot,
Ende wilt hem lustich wten
Ende ontsluyten,
want het is noot.
|
|