De nieuwe hofsche Rommelzoo
(1655)–Anoniem Nieuwe hofsche Rommelzoo, De– AuteursrechtvrijGedischt voor de laatdunkende knip-rymers en rymerzen
[pagina 125]
| |
En planten zijn geschut, en aproçieren voort,
Om zoo de stad, in 't kort, te winnen, met accoort:
Hy moet, in alle nood, zijn Leger wel verzorgen,
En houden goede wacht van 's avondts tot de morgen;
Zijn volk ook aanvoeren met een Heraults gemoedt,
En denken dat den buit het alles weêr verzoet.
Den Bruidegom zal ook een zoet geneucht' beginnen,
En stormen op een Schans die niemandt koste winnen,
Niet wijt van Portugaal, men noemt het Liefkes-hoek;
Of Juffrouws waterssluis, den Briel van Verenbroek.
Maar Bruidegom, ghy moet het water hier bevechten:
De Wallen staanen schuin, daar kan geen Loot op hechten;
| |
[pagina 126]
| |
De Grachten zonder grond, en nooit haar leven droog,
Met Fransche brien beplant, en ruigte, dicht om hoog,
Moerassich is de grond; en zo ghy komt aan 't mijnen,
Wel duizent ponden kruid zal u te weinig schijnen,
Zo is het Fort verzien: al wat ghy graaft of mijnt,
Het pulver geeft geen slag, en het terstond verdwijnt.
Twee Bataryen stelt, en gaat 'er 's nachts op spelen
Al wat het kan of mach, het zal haar niet vervelen;
Het is te vasten grond, daar van natuur gestelt,
Dat lange Jaren zal afkaatzen u gewelt.
Aan beide zijds verschanst met wallen, en met dijken,
Zo datmen slinkx noch rechts niet lichtelijk kan wijken;
| |
[pagina 127]
| |
Het is altijdt gereedt met scha in geilebroek;
Het leidt, als Schinke-schans, onwinbaar, in een hoek.
't Is dag en nacht gereed te strijden, en te vechten;
Het maakt de degens week, geen kogel kan daar hechten,
Zoo is het Fort verzien: de pieken worden krom,
De trommel die word ramp, het piepertje word stomp.
Wat raadt dan, Bruidegom? kan 't Fort u dan niet baten?
Ghy moet nochtans de schans niet ongewonnen laten;
Op knien en elbogen kruipt zachjens aan de poort,
Hangt daar pedarden aan, en weest niet licht gestoort;
Schoon hoort ghy wat rumoer, spoeid u maar daat'lijk binnen:
Want een bloô Soldaat zal nimmer sterken schans winnen;
| |
[pagina 128]
| |
Als de aanslag wel gelukt, zo neemt de Poort in achten
Laat zakjen met zijn breur en knoopjens houden wachten.
Wilt doch jou Krijgsmans hart in 't plond'ren wat verzachten;
Stort doch voor al geen bloed; laat Maagden niet verkrachten;
In 't voelen van haar bontjen zo maakt het niet te luit:
Maar, ey lieve! schiet de Bruid met twee ballen op haar huit.
Al wat aan 't Fort ontbreekt wilt naarst'lijk repareren,
En laat het nooit aan 't kruit of pulver u manqueren;
Verziet u wapentuig, voor al u goet geschut:
Want dat is in den strijt, van Venus, wonder nut.
| |
[pagina 129]
| |
Schoon is 't accoort gemaakt, 't is noch niet onderschreven,
Hapert 'er maar iets aan, ghy word'er uitgedreven;
Uw' Vyand houd haar fris, zy wiszelt gaaren loot,
Dus bid ik leg haar strakx het zakjen in de schoot.
De Vredemaaker is de wijste man der Wijzen;
Komt dan malkander in 't gemoet zoo zal den deuvik rijzen.
Nu, Bruidtje, gaat te bed, het is nu alles klaar,
En steekt hy 't in jou buik, zoo wordt ghy 't wel gewaar.
Werpt hem ook datelijk gevangen in jou bontje,
En houdt hem daar zoo lang, tot dat hy, in jou rontje,
| |
[pagina 130]
| |
Een verschen zoopje maakt, schoon waar dat hy 't ook haalt,
En laat hem daar niet uit voor 't sluitgeldt is betaalt.
By my Alias Plakkarias, 1654.
|
|