Het nieuwe tulpje
(ca. 1800)–Anoniem Nieuwe tulpje, Het– AuteursrechtvrijVersierd met de allernieuwste Liederen, welke heeden gezongen worden
[pagina 61]
| |
Stem: Als ik den Handel wel doorzie.Wel Luxemburg gy schoone Stad,
Ik heb u lang in ’t zin gehad,
Gy zyt den roem van ’t Land,
Sleutel van Braband,
Met u sterke Wallen,
Ziet uwen Minnaar komt tot u gegaan,
Die dag en nagt heeft voor u deur gestaan,
’k Verzoek u schoon Juweel,
U Forten en Kasteel,
Te krygen tot myn deel.
Wat is dat voor een Serviteur,
Die dag en nagt staat voor mijn deur?
Met menig duizend Man,
Van het Fransch gespan,
Om my te verleiden,
En my te brengen onder ’t Fransch gebied,
Wat gy komt vraagen ik en hoor u niet,
Die taal staat my niet aan,
Hierom wilt henen gaan,
Ik kan geen Fransch verstaan.
| |
[pagina 62]
| |
Ik heb nu wel agt maanden tyd
Als een opregt Minnaar gevreid,
Zoo wel by dag als nagt
Aan u deur gewagt,
Met myn Oorlogs-Knegten,
Ik ben gezonden van het Nationaal,
Gy moet niet vreezen voor vuur of staal,
Of voor u leet of schand,
Myn hert door liefdebrand
Zoo gy my bied de hand.
Franschman, ik zal dat niet toestaan,
Daar ik heb Eed en Trouw gedaan
Aan ’t Huis van Oostenryk,
Gy of uw’s gelyk
Zult my niet bewegen,
Om my te trekken uit myn Heerschappy,
Gaat op een ander en myn deur voorby,
Schoon dat gy my bemind,
Ik houd voor mynen Vriend,
Die ik heb lang gediend.
Schoon dat gy Luxemburg zyt,
Vermaard door g’heel de Wereld wyt,
Van uw doorlugtig werk,
Stad en Forten sterk,
Voor uw deffendatie,
Gy weet voor zeker dat het Nationaal
Heeft de Victorie en den Zegenpraal
Door g’heel het Nederland,
In Vlaand’ren en Braband,
Den Boom van Vryheid plant.
| |
[pagina 63]
| |
Al is het Land in uw gebied,
Het is my meer als eens geschied,
Dat ik wierd aangerand,
En ’t Kanon geplant,
Voor myn Stad en Wallen,
En my vertoonde menig duizend man,
Niemand gevonden die my dwingen kan.
Op ’t lest moest den Vyand
Vertrekken tot zyn schand,
En keeren naar hun Land.
Al vreest gy voor geen kruid of lood,
Ik zal u door den hongersnood
Krygen haast in myn hand,
Want u Proviant
Heb ik afgesneden,
U voeragie in het lands-gewin,
Daar kan geen goed of levens middels in,
Uw arme Burgery
Die roepen al tot my,
Met kermen en geschrei.
Zoo gy my niet en wilt ontslaan,
Eer wy van hongers-nood vergaan,
Ik geef aan u myn woord,
Met een goed accoord,
Van Capitulatie,
Gy zyt den eersten die my dwingen kan,
Wat kan my baaten twaalf duizend man,
Ik geef my liberaal
Over aan ’t Nationaal,
En leeren Fransche taal.
| |
[pagina 64]
| |
Ik geef u nog drie daagen tyd,
U Volk zal in Eerbaarheid
Vry de Stad uitgaan,
Met Vlag en Trommel-slaan
Tot uw Buiten-Wallen,
En dan vertrekken naar hun Garnisoen,
Zonder de Wapens maar den Eed te doen,
Als m’ hun in Duitschland stuurt,
Geen Wapens meer en vuurt,
Zo lang den Oorlog duurt.
|
|