Het nieuwe tulpje
(ca. 1800)–Anoniem Nieuwe tulpje, Het– AuteursrechtvrijVersierd met de allernieuwste Liederen, welke heeden gezongen worden
[pagina 14]
| |
Op een Aangenaame Wys.Komt vrinden staat een weinig stil, ha ha
En hoort eens wat ik zingen wil, ha ha
Al van den Oogst van Nederland,
En neemt de wapens in de hand, ha ha ha
De Knegt die bouwt de Boer zyn land, ha ha
En neemt de Ploegstart in de hand, ha ha
Daar spant hy dan drie Paarden voor,
Die trekken daar zoo lustig doo, ha ha ha
Als het de Knegt dan heeft gebouwd, ha ha
Dan word het van de Boer beschouwt, ha ha
Wat dat op ieder Land moet staan,
Na dat hem dunkt dat best zal gaan, ha ha ha
Dat zaait hy ’t wel na zyne zin, ha ha
Maar hy weet van geen goed gewin, ha ha
Maar onze God die eeuwig leeft,
Die in het zaad den wasdom geeft, ha ha ha
De Boer al met zyn sterke hand, ha ha
Die legt de Eggen op het land, ha ha
Daar spant hy dan de Paarden voor,
Die trekken daar zoo lustig door, ha ha ha
Het is aan ’t zwarte slyk betrouwt, ha ha
En wort ook dan niet weer gebouwt, ha ha
Voor dat men ook de Vrugten maait,
En dan weer ander Koren zaait, ha ha ha
Den Koren-oogst die komt nu aan, ha ha
Dat wy het Koren maaijen gaan, ha ha
Dan maaijen wy ook zeer verblyd,
Als onze Zigten dan maar snydt, ha ha ha
| |
[pagina 15]
| |
Is het gemaaid het leid ’er neer, ha ha
Een ander komt en bind het weer, ha ha
En als het binden is gedaan,
Dan moet men aan het rigten gaan, ha ha ha
En onze schoven zyn gesteld, ha ha
Tot regte Tylen door het veld, ha ha
Om uit te droogen door de wind,
Dan komen wy ook heel gezwind, ha ha ha
En halen ’t weg na onze Schuur, ha ha
Het is ook maar van korten duur ha ha
Dan halen wy ’t ook weerom neer,
En leggen ’t op den Dorsfloer neer, ha ha ha
Wanneer men dorscht het Koren af, ha ha
Of scheit het koren van het kaf, ha ha
Of maakt het klaarder met de wan,
Of een of ander werk doet an, ha ha ha
Wanneer de wintertyd genaakt, ha ha
Dat ieder een aan ’t dorschen raakt, ha ha
En slaat ’er met den Vlegel op,
Dat hem het zaad vliegt om den kop, ha ha ha
Daar moeten Knegts en Meiden aan, ha ha
Somtyd ook wel de Vrouw en Man, ha ha
Dat klopt en dorscht dan door malkaar
Op het Soldaten hekvuur waar, ha ha ha
En als men het dan heeft afgeklopt, ha ha
Dan schud men ’t met de Gavel op, ha ha
En werpt het Stroo de Beesten voor,
Die eten daar zo smaakelyk door, ha ha ha
Dan word het aan een hoop geschopt, ha ha
De klok heeft agt de Vrouw die ropt, ha ha
Komt Jongens komt nu allegaar,
Wat eten want de Pap is gaar, ha ha ha
Dan wast men zig ook alle knap, ha ha
En eet dan gauw de buik vol Pap, ha ha
| |
[pagina 16]
| |
En dan weer na de deelen toe,
En weterd Paard en Os en Koe, ha ha ha
De Kafmool krygt me voor den dag, ha ha
En scheidt het Koren van het kaf, ha ha
En maakt het klaar met Wan en Zeef,
Dat daar ook geen onrein en bleef, ha ha
Dan meet men ’t netjes in den zak, ha ha
De Boer die haalt de Wagen strak, ha ha
En laad het daar op na zyn zin,
En ryd ’er dan mee Steewaard in, ha ha ha
Dan is den Boer ook wel gesteld, ha ha
Dan komt hy met een zak vol geld, ha ha
Dat legt hy in zyn kastje neer,
By ’t andere geld of hy heeft niet meer, ha ha ha
|
|