| |
| |
| |
G.H. Slotemaker de Bruïne
politieke beheersing
het verleden
Een van de geneugten van het gepensioneerd zijn is het zo losjes weg, zonder gehaast te worden of gehaast te zijn, oude belevenissen zich weer eens voor de geest te kunnen halen om te zien, of er een moraal uit te trekken valt. Soms is de aanleiding ertoe een na zoveel jaren herhaalde ontmoeting, die het geheugen aan het reproduceren zet. Soms vindt men bij het opruimen van oude papieren een kopie van een verzonden brief, die alleen maar bewaard werd, omdat men er nog een antwoord op verwachtte, dat dan nooit is gekomen. Een van zulke stukken onvoltooid-verleden kwam mij aldus kort geleden weer eens in handen: mijn laatste - zij het dus niet een afsluitend - dokument van mijn BVD-affaire, begonnen zo'n kleine negentien jaar geleden en zo'n twaalf jaar later eindelijk afgeëbd met achterlating van wat onbegaanbaar drijfzand als restant.
Onder hen, die het lot te beurt viel een foutief opgebouwd BVD-dossier te krijgen en waarschijnlijk tot hun dood (en verder?) te behouden, zal ik wel niet de enige geweest zijn, die er de strijd tegen aanbond, omdat ik, zoals ik eens tegen mijn direkteur zei, niet alleen gelijk hàd, maar ook gelijk wilde krijgen. En ook mij is dat niet gelukt. Misschien lukt dat zelfs niemand. Niet omdat de heren van de BVD onfeilbaar zouden zijn - ze weten zelf wel beter - maar omdat zij zich aan diskussies met het door hen gejaagde wild maar liever onttrekken: wat en wie geheim is, moet maar geheim blijven; vandaar dat ietwat spookachtige van de BVD-figuren, die zelfs, desverboden, in rechtzaken niet mogen getuigen. Met name blijven zij liever achter de schermen, wanneer hun optreden er niet op gericht is bepaalde toedrachten objektief vast te stellen - een spionage-affaire, een stuk NSB-vuil, enz. - maar, zoals kennelijk bij mij het geval was, op het uitoefenen van zekere druk, zekere werking in bepaalde richting: een bepaald iemand, wiens couleur ‘men’ niet mag (je kunt nooit weten; de verstandige ziet het kwaad - het rood - van verre) bij zijn feitelijke of eventueel toekomstige superieuren een stempel op te drukken van maatschappelijk-politieke ongewenstheid. En bij bepaalde superieuren lukt dat nu eenmaal, waarmee dan het doel bereikt is: geen benoeming! Feiten of geen feiten.
| |
| |
Met deze indirekte methode had ik lang geleden al eens kennis gemaakt van de zijde van de bezettende macht. Toen ik na de oorlog mijn (inmiddels gevangen gezette) ‘Sachbearbeiter’ vroeg, waarom hij nooit aan mijn huis was geweest, nadat ik was ondergedoken, was het antwoord, dat men met de oproep om voor de Gestapo te verschijnen, mij alleen maar het leven tijdens mijn onderduik-periode wat moeilijker had willen maken (althans dat zei hij); nu dat is dan ook wel gelukt.
Aldus zijdelings gericht werkt (werkte? - zie verderop) althans volgens mijn konklusie, ook de BVD, al of niet op instigatie van eigen of anderer chefs, met zijn antecedenten-onderzoek bij (toekomstige) ambtenaren, onderwijskrachten, enz. Diskussie met hem is daarover niet wel mogelijk. De dooddoener van hogerhand is dan, dat de betreffende chef het advies van de BVD immers niet behoèft op te voigen! Treft men, zoals mij óók overkomen is, met zijn hints een superieur met zakelijk verantwoordelijkheidsgevoel en voldoende Zivilcourage, dan laat hij de BVD natuurlijk opvliegen. Maar per slot van rekening trof ik het nu eenmaal anders.
Terzijde en met wat leedvermaak: toch heeft men zijn doel niet bereikt, zodat ik nu ambtenarenpensioen trek...
Ik meen, dat men dit motief van politieke beheersing (‘control’), dit ‘betrouwbaar’ willen houden van het ambtenarenapparaat voor aanvechtbaarder en eigenlijk ook voor ernstiger moet houden dan die andere aktiviteit van de BVD als kontra-spionnagedienst. Hoe het daarmee in feite staat, weet ik niet. Mijn ondergrondse werk stopte in 1945. Wie oppositioneel staat tegenover ons huidig bestel, dat door de kontra-spionnage juist beschermd moet worden, kan natuurlijk niet veel enthousiasme daarvoor opbrengen. En de vraag rijst dus: moet men daar nu in de politieke sfeer iets aan, iets tegen doen? Ik zie het niet. Spionnage en kontra-spionnage zijn nu eenmaal een stuk koude oorlog, waarvan men beter de wortels dan de symptomen kan bestrijden. De kontra-spionnage kan dus wat mij betreft, zolang het nihilisme nog niet in de praktische fase is getreden, ongemoeid gelaten worden. In een wereld, waar alle mensen wijs zijn en wèl willen, zal men dat ondergrondse gewroet wel kwijt raken; maar in ons huidige ondermaanse niet. In Wenen leven, zegt men, zo'n vijftigduizend mensen voor en van de spionnage. Hier zal het wel niet zó bar zijn;
| |
| |
de Sowjet-Unie ligt wat verder van ons weg en de spionnagebeurs is hier dus niet zó interessant. Toch zitten hier natuurlijk Russen, Amerikanen, Engelsen, misschien zelfs Albanezen naast onze eigen mensen in hun respektieve en soms dezelfde mollengangen te snuffelen. Alleen als de koude oorlog verslagen wordt, is hier verbetering te wachten.
Maar die andere taak, de politieke beheersing, die openlijke of bedekte intimidatie bij het ambtelijk benoemingsbeleid, daarmee ligt het anders.
Ook na het losbreken van ‘de vrede’ zou die blijven bestaan, omdat ook dan de kapitalisten de socialisten toch maar liever verweg zullen willen houden.
Het antecedentenonderzoek is natuurlijk maar een onderdeel van het beleid van een zittende regering, als dat erop gericht is haar apparaat in rechtse, ‘westelijke’ zin betrouwbaar te houden. De kwalifikatie ‘bekwaam, maar rood’ deed eens een minister zijn eerst gegeven akkoord met een bepaald niet onbelangrijke benoeming prompt weer intrekken.
Maar de systematisering daarvan in (een onderdeel van) een officiële regeringsdienst past in ons Nederlandse systeem niet. Dit dienstonderdeel behoort dan ook mijns inziens uit demokratisch oogpunt te verdwijnen.
Of iemand in de oorlog fout is geweest, kan de politie best uitzoeken, samen met het Rijksinstituut voor Oorlogsdokumentatie; en dit werk slinkt bovendien met de dag. Het ambtenarenapparaat moet loyaal zijn, maar behoeft niet de politiek van de toevallige minister aan te hangen. Iedere Nederlander is nu eenmaal benoembaar.
Er zijn wel eens pogingen gedaan het antecedentenonderzoek door de BVD te weren uit de akademische sfeer. Terecht; ook daar deugt het niet. Maar er is geen reden het elders wèl te laten bestaan. Nog steeds zijn helaas velen geneigd om hun overbuurman, waarnaar ‘men’ bij hen kwam informeren, voortaan met een ander oog aan te zien dan tevoren. Maar ook de gewone man heeft er recht op met zijn medemensen om te kunnen gaan als met in principe ‘goede’ mensen. Wanneer de politie in verband met moord of diefstal komt informeren, vindt hij normaliter en terecht een goed gehoor, maar dat stiekume van: Is hij wel politiek betrouwbaar? Wie ziet u wel eens bij hem op bezoek komen? enz. dat moet ons bespaard worden.
| |
| |
Nog één waarschuwing aan de Kamer-leden. In de Proeve van een Nieuwe Grondwet, die bij hen nu in diskussie is, willen de ambtenaren, die het werkstuk ontwierpen - en dat nog wel met deskundige voorlichting! - zo even in het voorbijgaan ons huidig briefgeheim afschaffen door de grondwettelijke en de justitiële bescherming te vervangen door een of ander ambtelijk optreden. Dat zal dan de BVD wel moeten worden, die nu ook al, ministerieel gemachtigd, onze grondwettelijk onbeschermde telefoon desgewenst aftapt. En als eenmaal de grondwet ontmand is, in deze belangrijke zaak van het briefgeheim, kan geen Hoge Raad - die ons nu tegen de heersende machten in onze demonstratievrijheid teruggaf - ons meer helpen.
Misschien zegt iemand, dat ook een rechter wel eens reaktionair kan denken en optreden. Hij zal wel gelijk hebben. Maar de rechterlijke norm blijft: het recht, terwijl de ambtelijkheid tenslotte zijn politieke doelstelling krijgt van minister en kabinet (om van NAVO-bemoeienis maar te zwijgen). Dat scheelt zóveel.
Toen destijds het geduvel om mijn positie op het organisatiebureau begon, had ik bij het gewroet van die vrijwel ongrijpbare machten soms de neiging ze eens flink uit te vloeken. Maar dat had ik nu eenmaal thuis niet geleerd. Dus zocht ik op andere manier een ontkropte uitweg:
Nu dien ik in Den Haag onze regering.
En dat is goed, want zonder ambtenaar
Komt het in Nederland niet voor elkaar;
't Gaf moord en doodslag en zwartste ontbering.
En al beduidt voor velen rood ‘gevaar!’
En slaat de klok slechts liberalisering,
't Centraal Bureau voor de Organisering
Verkoopt zijn klanten slechts neutrale waar...
't Mocht wat. Al dien je ambt'lijk trouw het slechtst bewind,
Straks wordt toch, al bij 't psychotechnisch testen,
Sociaal gevoel een slechte noot.
Pas op, en geef je weinig bloot.
Je weet, dat men grijs, grijzer, grijst het mooiste vindt.
Er mocht eens iets verand'ren hier in 't Westen.
| |
| |
En toen ik ten slotte, na ruim een jaar vechten weggegaan bij een Financiën, waar men zijn beloften niet hield, het stof van mijn voeten kon schudden, groette ik ze:
Heer Direkteur en wie sereen daarboven troont,
Ik ga uw ministerie nu verlaten.
'k Zal trachten u niet al te zeer te haten,
Want onrecht dient, naar 't heet, met vriend'lijkheid beloond.
U fel te striemen zou ons ook niet baten.
In 't kleine geldkantoortje, waar ge blijkbaar woont,
Ontgaat 't u, als een mensenwaarde wordt gehoond.
'k Moet u maar in uw gulden doening laten...
Maar als nu morgen eens de kleine mensen,
Die om den brod' u naar de ogen moeten zien,
Maar net als ik hartgrondig u verwensen,
't Regeren overnamen met al wat voordien
Ja, dan wordt ook mijn zaak beslecht.
Et pour vous le déluge. 'k Heb het u voorzegd.
Maar ook dit ging voorbij. Ik heb mij in latere jaren wel eens afgevraagd, of dit toezicht-via-de-zijdeur bij de ambtenarij verdwijnen zou onder een pacifistisch-socialistisch bewind. Maar dan was ik toch echt wel aan het dagdromen. Daarom: laten we het nú afschaffen; dan bestaat straks dat probleem niet meer, ten bate van een eerlijke demokratie.
De BVD kreeg kort geleden een nieuwe chef. Misschien slaat het bovenstaande bij hem meer aan dan bij de eerste chef na de oorlog, Enthoven, van de Nederlandse Unie, die uit antikommunisme dacht met de bezetter nog wel overweg te kunnen. De nieuwe chef daarentegen werkte in de illegaliteit; hij vocht dus mèt de Russen tegen het nihilisme. En een stuk nihilisme zit erin, wanneer politieke diensten onze politieke privacy mogen aantasten. Misschien adviseert hij zelf nog wel eens tot een stuk ambtelijke bezuiniging hier. Je kunt nooit weten; zonder optimisme is het in deze wereld maar moeilijk.
Maar er is meer.
| |
| |
| |
de toekomst
Had het bovenstaande - afgezien van wat autobiografie - beter ongeschreven kunnen blijven als zijnde vieux jeu? Sinds 9 november jongstleden, beschikken wij namelijk over het eerste verslag van de ‘Werkzaamheden van de vaste Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten’ uit de Tweede Kamer. En in dit stuk staan werkelijk een aantal interessante en hoopgevende dingen. Ik ben benieuwd wat daarover bij de openbare behandeling in de Kamer nog gezegd zal worden. Deze start na de nieuwe samenstelling sinds de verkiezingen - alleen de heer Schmelzer stapte van de oude naar de nieuwe commissie over - is zeker goed te noemen. Intussen: wie a zegt, moet b zeggen.
Gaat dus zo voort, heren!
We zijn er namelijk nog niet. Dat blijkt bijvoorbeeld uit wat het verslag vermeldt inzake het onderzoek, dat ingesteld werd naar aanleiding van de bekende VPRO-televisie-uitzending van maart 1967. Hier overheerst nog de stemming van ‘de BVD heeft toch gelijk!’, hoewel de vermelde feiten - toegegeven: een klein aantal - tot de omgekeerde konklusie hadden moeten leiden. Men oordele zelf.
Van de acht VPRO-gevallen valt er één af, omdat de betrokkenen ‘geen toestemming hadden gegeven hun namen te vermelden’; niet zo erg onbegrijpelijk in deze materie. Blijft: zeven gevallen. Hierbij zijn er vier, waarbij de BVD het vaderschap ontkent. Blijft: drie gevallen. Hiervan blijkt één geval te liggen op het terrein van spionnage en kontra-spionnage. Zeg dus: akkoord. In de twee resterende gevallen was de BVD, respektievelijk de BVD plus de betrokken minister fout. Mijn konklusie is dus: de score VPRO-BVD is twee tegen een.
Maar hoe verslaat de kommissie dit resultaat nu? Ik citeer: ‘Al met al meent de kommissie, dat van de in bedoelde televisie-uitzending met grote stelligheid als positieve feiten geschilderde gevallen het merendeel hetzij niet waar, hetzij onjuist voorgesteld, hetzij onbewezen is gebleken’. VPRO af!
Daar kwam dus een mijnheer met het air van een BVD-er en in de stijl van het antecedentenonderzoek bij een bepaalde instantie om een bepaalde benoeming tegen te houden (het geval nummer 1 uit het verslag;
| |
| |
ook mij bekend). Als dan de BVD desgevraagd zegt ‘Ik was 't niet’, typeert de kommissie de klacht als ‘niet waar’ en stopt er verder mee.
Waarom toch een dergelijke quasi-schoonpoetserij? Mijns inziens heeft de kommissie een gelegenheid voorbij laten gaan om te bewijzen, dat men bij de volksvertegenwoordiging volledig en ten gronde goed terecht kan. Laat ik dus maar zeggen, dat dit nog een visie-oude stijl was.
De vraag, waar het op aan kwam, was natuurlijk: En wie, welke dienst, welk lichaam trad er dan wèl in die vier gevallen op? De kommissie is bevoegd ook ten aanzien van andere geheime overheidsdiensten; zie haar hiervoor vermelde naam. Heeft zij deze gevallen ook door die diensten laten bezien? Zij heet in de wandeling ‘de BVD-kommissie’; wat weet een eenvoudig Nederlander van het bestaan van andere geheime diensten af? En als hier niet-overheidsinstanties - binnenlandse of buitenlandse - aan het werk geweest zijn, wordt de zaak alleen maar erger. Er blijken volgens het verslag op veiligheidsgebied geheime NAVO-afspraken te bestaan; ook op dit terrein? De kommissie kan nu toch echt niet deze zaken verder blauw-blauw laten. Waarom heeft men... de BVD zelf er niet achter gezet?
Maar de rest van het verslag is gelukkig beter. Het antecedentenonderzoek behoort zich volgens de kommissie te beperken tot funkties, waarbij overheidsgeheimen een bepaalde graad van bescherming nodig hebben. Nu, dat laat zich, althans op een beperkt terrein, wel horen. Een van de gesignaleerde fouten betrof dan ook een funktie bij de kinderbescherming, waar dit niet gold en waar minister en BVD toch waren opgetreden.
Blijven natuurlijk nog enkele vragen open. Hebben de bedoelde overheidsgeheimen alleen een internationaal aspekt (men krijgt uit het verslag soms die indruk) of ook nationale aspekten? Welke maatstaven legt men in beide gevallen aan, zowel bij de typering van funkties als bij het bepalen van de vereiste graad van betrouwbaarheid? Een interdepartementale werkgroep blijkt onlangs hierover en over een door de kommissie gewenste ‘versterking van de rechtspositie van reflectanten naar overheidsfunkties’ - dus een open kaart spelen - rapport te hebben uitgebracht. De kommissie dringt er bij de regering op aan ‘met voortvarendheid’ haar standpunt te bepalen. Mooi zo! Zal het standpunt goed uitvallen?
| |
| |
Als nu nog ergens komt vast te liggen, dat ook de ministers zelf zich slechts aan de veiligheidsregels zullen houden en dus bij benoeming en promotie naast de bekwaamheid niet ook nog de politieke aanvaardbaarheid (in hun ogen) in het geding zullen brengen, dan zal althans dit onderdeel van de ‘politieke beheersing’ tot het verleden gaan behoren.
Waarachtig, er is nog plaats voor enig civiek optimisme Après moi le salut!
30 november 1967
|
|