De Nieuwe Stem. Jaargang 22(1967)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 573] [p. 573] C.Ch. Mout in den vreemde Die dag ben ik op reis gegaan de conducteur in de trein keek mij aan en zei ‘het wordt weer beter weer, mijnheer’ en 's avonds kwam ik bij het sterfbed aan en weer ging ik de trappen, de gangen groetend en niet groetend de mensen op de portalen en achter glazen deuren en ik kwam waarheen de dood die zelf niet overal kan wezen zijn felste afgezant gezonden had ik stond aan 't bed en 't was als stond ik op een brug juist daar waar twee rivieren samengaan tot een ik zag het aan hoe een enkele stroom ontstond waar zoëven nog de golven bevreemd en botsend elkaar het recht betwistten en dan vlekkeloos eensgezind voorbij de einder gingen zo was ook hier de grens vervaagd 't gebeuren dat al weken was verdaagd voltrok zich terwijl de ogen roerloos op het kussen lagen als dit een hoorspel was nam nu muziek de overhand [pagina 574] [p. 574] maar ik, ik wist niet welke kant van welke plaat ik spelen zou en daarom ben ik zwijgend naar het station gegaan en ik kwam in mijn woonplaats aan een oude vriend kwam ik na jaren tegen hij zei dat ik in zoveel tijd nog steeds dezelfde was gebleven. Vorige Volgende