kort bestek
vrijheid van ingrijpen in amsterdam
‘Er staat een enorme politiemacht op ons te wachten’, verklaarde de heer Boetes als leider van het actie-comité Vietnam, na afloop van de Sneevliet-herdenking in Marcanti.
Dat was de inleiding tot de Vietnam-demonstratie van 15 april 1967.
Toestemming was gevraagd en gekregen, met de uitdrukkelijke waarschuwing dat ingegrepen zou worden bij de kreet ‘Johnson moordenaar’. Een kind kon weten dat het zou gebeuren. De politie wist het ook: één, tien of honderd keer, door iedereen, door wat ‘schorriemorrie’, door nette, maar ongedisciplineerde jongetjes; ingegrepen moest en zou er worden. Het is niet mogelijk een vrije zaterdagmiddag van tweehonderd man politie te verpesten voor niets. Voor overuren moet gewerkt worden. Ook door verkeersregelaars: vier man op één kruispunt, bij de Jan van Galenstraat, tamelijk ver van de stoet die nog in beweging moest komen. De collega's hadden al wel een vijftienjarige jongen met spandoek vakkundig verwijderd, onder honend boe-geroep van de demonstranten.
Op het kruispunt stelde een langharige zich netjes voorsorterend, met brommer, naar links op. Een gevaarlijke richting in Amsterdam: één van de verkeersmannen begon als een bezetene aan de brommer te rukken, gooide het ding aan het stuur omhoog en gaf wat machteloze trappen toe. De jongen kon toen weer verder, na het kalmpjes aangekeken te hebben.
De stoet had het tamelijk rustig tot de kruising Rozengracht - Marnixstraat, daar moest het gebeuren. Per auto's aangevoerde lieden werden slagvaardig opgesteld. (De SS deed 't in de oorlog net zo, maar dat mag je niet zeggen, alleen bij de dodenherdenking - op de verkeerde dag - zijn we er allemaal nog even stil van.)
Er was order gegeven om de kopgroep te verspreiden. Die methode is ook niet nieuw: gewoon er op los slaan. Als mensen uit protest op de grond gaan zitten, stuurt men er bijvoorbeeld een paard overheen.
Wat over was gebleven, mocht de wandeling voorzetten. Het verkeer op de Rozengracht moest wat bijgeregeld worden. Vluchtelingen kwamen uit zijstraatjes om weer bij de stoet te komen. Een automobilist reed op een paar jongens in, waardoor er één kwam te vallen. Mijnheer kwam uit zijn voertuig... om de jongen stijf te schelden. Een dienstdoend agent vond het niet genoeg: ‘sla er maar op’. Een onschuldige voorbijganger begreep dat niet helemaal en protesteerde. Maar de agent was bang