De Nieuwe Stem. Jaargang 22
(1967)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 119]
| |
de illegale KPDVan meet af aan had Goulooze tot taak de verbindingen te onderhouden tussen de groep Duitse communisten in Amsterdam en anderzijds de illegale KPD in Duitsland, de Auslandsleitung van de KPD in Parijs, het West-Europese Bureau van de Comintern in Parijs en de Executieve in Moskou. Toen in september 1939 de Franse regering communistische organisaties buiten de wet stelde en KPD-leiders geïnterneerd werden én omdat zij communisten én omdat zij tegelijk ook nog Duitsers waren, raakte de organisatie van de KPD in West-Europa in het ongerede. Immers het KPD-bureau in Parijs had tot dusverre het contact met het Centrale Comité van de KPD in Moskou onderhouden. Alle verbindingen werden opgerold en zowel de radiocontacten als de koeriersdiensten vielen uit. De Comintern schakelde nu het apparaat van Goulooze in voor het onderhouden van de verbindingen van de KPD. De belangrijke man van de KPD in West-Europa werd steeds meer Wilhelm Knöchel, opererend onder de schuilnamen Alfred Schröder en Erasmus. De toen ongeveer veertigjarige mijnwerker had al een lange staat van dienst. Tijdens de Machtsübernahme bezocht hij juist de Leninschool in Moskou, werkte aansluitend hierop in dezelfde stad een tijd voor de Profintern, de communistische vakverenigingsinternationale, en keerde in 1935 in het geheim naar Duitsland terug, waar hij belast werd met het instrueren van de illegale KPD in Hamburg. Daar hij op de Brusselse partij-conferentie in oktober 1935 in het partijbestuur gekozen werd, kreeg hij tegen het einde van dit jaar opdracht in Amsterdam de leiding van de illegale KPD op zich te nemen met de bedoeling een nieuw bestuur te vormen en in te werken, dat het werk kon overnemen. Daarna verbleef Knöchel lange tijd in Parijs. Ook op de zogenaamde Berner conferentie van de KPD eind januari 1939, die in werkelijkheid in Draveil bij Juvisy aan de Seine ten zuiden van Parijs plaatsvond, bleef hij deel uitmaken van het partijbestuur dat zeventien leden telde, die zich voor | |
[pagina 120]
| |
het grootste deel in Moskou en Stockholm bevonden. De bedoeling was dat Knöchel de KPD in Duitsland zelf zou gaan leiden. Voor dit mogelijk was moest er heel wat voorbereidend werk gedaan worden en de Comintern besloot dat dit het beste vanuit Amsterdam kon gebeuren. Derhalve had Knöchel zich voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog weer in Amsterdam gevestigd. Goulooze die al veel met Knöchel had samengewerkt bracht nu na het totstandkomen van een nieuwe Auslandsleitung in Stockholm met Karl Mewis aan het hoofd, Knöchel hiermee in contact. Op een bijeenkomst in januari 1940 te Moskou besluit men de Abschnittsleitungen in de diverse hoofdsteden rond Duitsland te liquideren en met meer kracht aan te sturen op het vormen van een operatieve leiding in Duitsland zelf. Knöchel krijgt opdracht verbinding op te nemen met de KPD-groepen in België en Zwitserland door middel van koeriers die Goulooze hem ter beschikking stelt. De Amsterdamse KPD-groep telde circa vijftig man die zich gereed moesten houden om terug te keren naar Hitler-Duitsland. Naast Knöchel waren er nog twee leidende figuren, Erich Gentsch en Eugen Schwebinghaus. Gentsch was een vijftigjarige metaalarbeider die een actieve rol had gespeeld in het Berlijnse vakverenigingswerk. Van 1935 tot 1937 verbleef hij in Praag, maar van 1937 tot 1939, toen Knöchel elders werkte, kreeg hij de leiding van de Abschnittsleitung West in Amsterdam. Niet minder belangrijk was Eugen Schwebinghaus, de toen ruim dertigjarige meubelmaker en oud-spanjestrijder die na veel omzwervingen in april 1940 in de leiding van de Amsterdamse KPD kwam.
Er is niet veel verbeeldingskracht en kennis van het nationaal-socialistische Duitsland voor nodig om zich te kunnen voorstellen met welke risico's en moeilijkheden het opbouwen van de KPD in Duitsland gepaard ging. De eerste man die uitgestuurd werd was Willy Gall. In mei 1939 begaf hij zich naar Berlijn als instructeur van enkele kleine bestaande groepen. Na tussentijds in Amsterdam rapport te hebben uitgebracht was hij in augustus weer op zijn post in Berlijn; het uitbreken van de oorlog maakte door de verscherpte controle het reizen naar Amsterdam te riskant zodat hij er verder van afzag. In november verscheen het eerste nummer van de Berliner Volkszeitung, dat in Berlijn zelf gedrukt was - | |
[pagina 121]
| |
de eerste drie nummers waren nog buiten Duitsland vervaardigd - en hierin stond de felle oproep voor strijd tegen het fascistische bewind onder de titel: Alle haben wir ein Ziel: Frieden! Sturz des Kriegsschuldigen Hitler! Niet bepaald een artikel in de toenmalige lijn van de Comintern! Eind 1939 of begin 1940 werden hij en anderen gearresteerd en op 25 juli 1941 werd de terechtstelling van Gall en zijn medewerkers bekend gemaakt. De moeizaam geknoopte draden waren weer verbroken. Een nieuwe poging liet even op zich wachten. Door de Duitse opmars in mei 1940 door Nederland, België en Frankrijk stagneerde de opbouw van de KPD van Amsterdam uit een tijdlang, al gingen op zichzelf staande plaatselijke groepen door. Waarschijnlijk was er veel ander werk dat nog dringender was en bovendien moesten de problemen die de Duitse bezetting van Nederland voor het apparaat Goulooze meebrachten, eerst opgelost worden.
Op 16 januari 1941 gaat Willy Seng op weg. Via de illegale grenspassage die het vliegveld Venlo bood bereikte hij Wuppertal. Zijn taak was die van een kwartiermaker; zijn opdracht luidde zich voorlopig niet met politiek in te laten, zich een bestaan op te bouwen en voor een woning te zorgen. Een paar maanden liet hij niets van zich horen maar toen kwam er via een bepaald adres steeds post van hem. Voornamelijk stuurde hij stemmingsberichten. In juli 1941 vertrok Alphons Kaps naar Düsseldorf. Hij reisde met de Mitropa. De contactman op deze trein was Lazina. Terwijl zijn vriend die ook voor Goulooze werkte dienst deed op de lijn Amsterdam-Parijs, had Lazina de ene maand dienst op de lijn Amsterdam-Berlijn en de andere maand op de lijn Den Haag-Würzburg. Lazina liet Kaps mee gaan als zilverpoetser. In Amsterdam had men voor de nodige papieren gezorgd. Kaps nam contact op met Seng. Nadat zo een dunne verbindingslijn naar Rijnland-Westfalen was gelegd, kwam vervolgens Berlijn zelf aan de beurt. In de late herfst van 1941 ging Alfred Kowalke, na eerst contact te hebben opgenomen met Wuppertal en Düsseldorf, naar Berlijn. Werner Seelenbinder en Paul Hinze, overgeblevenen van de Uhrig-gruppe, zorgden voor adressen waar gewoond en gewerkt kon worden. Zelfs wisten zij stencilapparaten en een pers te organiseren. Seelenbinder valt echter op 4 februari 1942 in handen van de Gestapo en sterft veertig jaar oud. Er vertrokken nog | |
[pagina 122]
| |
enkelen uit Amsterdam, zoals Wilhelm Beuttel, Albert Kamradt en Gerda Stamm. Goulooze zorgt ook voor het nodige geld. Een deel zamelen de communistische Duitse emigranten in Amsterdam in. Goulooze vult dit bedrag aan tot circa f 1500,- per maand en laat dit geld maandelijks via koeriersters naar Kaps brengen, die een deel aan Seng en Kowalke afdraagt.
Na een laatste ontmoeting met Goulooze begin januari vertrekt Knöchel op 9 januari 1942 naar Berlijn. Ook hij reist als zilverpoetser van Lazina met de Mitropa. In Düsseldorf treft hij Kaps en Stamm; de laatste gaat met hem mee naar Berlijn. De vrouw van Stamm, die in Keulen werkte, ging terug naar Amsterdam om van daaruit koeriersdiensten te verrichten. In Berlijn neemt Knöchel de leiding van het werk op zich. Hoewel Goulooze over verschillende mogelijkheden beschikte om contact te houden was besloten de verbinding met Knöchel in hoofdzaak over een vast postadres in Duisburg te laten lopen. Via een rijnschipper kwam de post dan verder door. Goulooze zorgde ervoor, dat alles wat Knöchel hem aan rapporten, stemmingsberichten en nieuws deed toekomen, naar Moskou overgeseind werd. Het contact met de KPD-leiding in Stockholm onderhield Daan via Zweedse zeelieden die Delfzijl aandeden. Geregeld kreeg hij de tijden door dat zijn mensen in een bepaald café berichten, koffers met tijdschriften of brochures moesten ophalen. Zelfs personen maakten van deze route gebruik. Langs deze weg kwam het nieuwe, in Zweden gedrukte Comintern-orgaan Die Welt, opvolger van de Rundschau, Nederland binnen en zo kregen het kader van CPN en KPD het te lezen. Het blad stond echter ver van de politieke werkelijkheid in de door de nazis bezette gebieden af. Dit kan de reden zijn dat het niet zo ijverig verspreid is door de medewerkers van Goulooze. Zeker echter tot augustus 1941 kreeg Knöchel het geregeld onder ogen. Via Delfzijl kwamen ook vijftig brochures van Die Wahrheit dem deutschen Volke het land binnen. Via Mitropa kwamen vijfentwintig exemplaren bij Kaps, die een deel ervan doorstuurde naar Seng en Kowalke. De KPD in Duitsland schijnt geen eigen brochures te hebben uitgegeven, maar wel kranten zoals de Ruhr-Echo, Friedenskämpfer, Freiheit en misschien nog andere. Van deze kranten gingen steeds enkele nummers via Delfzijl naar Stockholm en Moskou. Herhaaldelijk werden berichten uit | |
[pagina 123]
| |
deze kranten door de Volkssender in Moskou uitgezonden. Ook de woordelijke citaten uit de Friedenkämpfer in het blad Kommunistische Internationale (1942, nr 6) bewijzen hoe goed de verbindingen functionneerden. Aan het oostfront boven de Duitse linies wierpen Russische vliegtuigen een vlugschrift naar beneden, getiteld Aufruf an das deutsche Volk, maar vrijwel gelijktijdig gaf Goulooze een exemplaar getikt op dun Japans zijdepapier aan Knöchel door. Op diens aanwijzing werd het door Seng getypt en gestencild. Hetzelfde gebeurde met de redevoeringen van Stalin in november 1942. Niet alleen met de berichtgeving en de propaganda hield Knöchel zich bezig, maar ook met de versteviging van het broze net van dunne draadjes dat met zoveel offers tot stand gekomen was. In mei 1942 heeft hij een soort conferentie, als dit tenminste niet een veel te weidse term is voor deze bijeenkomst, voor Rijnland-Westfalen belegd. Hier kwam onder andere de vorming van een Duits Nationaal-Comité aan de orde, klaarblijkelijk een poging ook organisatorisch buiten de eigen kring te komen. De ‘vredesconferentie’, een beraadslaging over het saboteren van de nazistische oorlogvoering, die volgens Die Welt van 15 januari 1943 kort voordien moet hebben plaatsgevonden, schijnt niet het werk van Knöchel geweest te zijn. Of misschien moet men zeggen niet meer. Want nadat het Knöchel gelukt was zich een jaar lang in Duitsland zeif aan de uitbreiding van de KPD te wijden en via Goulooze in contact te blijven met de partijleiding in Stockholm en Moskou, ging het mis.
Het zwakke punt vormde de verbinding met Amsterdam. Daarom begonnen de Comintern en de KPD-leiding bij monde van Wilhelm Pieck er in de zomer van 1942 bij Goulooze op aan te dringen in Berlijn een radiografisch contact met Moskou en Amsterdam op te bouwen. Waren zij zo geïmponeerd door de resultaten en het functionneren van het apparaat-Goulooze dat zij dit tot alles in staat achtten? Het was in ieder geval een meer dan hachelijk karwei. Frans, de eerste marconist in Amsterdam, moest proberen een legaal bestaan in Berlijn op te bouwen. Bij vrijwillige aanmelding voor de Arbeitseinsatz in Duitsland was het min of meer mogelijk zelf te bepalen waar men wilde werken. Frans kreeg in november 1942 via een zekere Willem Visser een brief van Quastenberg, een Berlijns electriciteitsbedrijfje in de Schwedenstrasse, dat zelf voor | |
[pagina 124]
| |
de AEG werkte. Deze firma bood hem een baan aan als electricien. In dezelfde straat kon hij een kamer krijgen. Papieren werden in orde gemaakt en Frans liet zich keuren. En terwijl in die tijd vrijwel iedereen afgekeurd hoopte te worden, leefde Daan in spanning of men Frans wel goed zou keuren. Dit was het geval en op 2 december 1942 vertrok de marconist inderdaad naar Berlijn, kreeg contact met Knöchel die hem voorstelde aan de man die het vak van hem moest leren: Kowalke. Knöchel zat in die tijd al in zorgen over zijn verbinding met Nederland. Met het postadres in Duisburg moest iets mis zijn want al van oktober 1942 af kwamen er geen brieven meer door. Bovendien had de zendapparatuur allang moeten arriveren met behulp van rijnschippers. Wel was er nog een koerierverbinding die tot 1 december 1942 door Elly, de vriendin van Knöchel, werd onderhouden. Daarna had Hermann Becker, die vanaf oktober in Berlijn was, op 12 december nog een brief van Knöchel aan Goulooze meegekregen. Tenslotte besloot Knöchel zelf naar Amsterdam te gaan om de verbinding te herstellen. Frans gaf hem een brief mee voor zijn vrouw en opperde de mogelijkheid de kleine reservezender, die hij indertijd voor Goulooze gebouwd had, mee te brengen. Wat er op deze reis gebeurd is heb ik niet kunnen achterhalen. Op 22 januari 1943 heeft hij vermoedelijk nog een bericht doorgegeven van Seng over onrust in de bedrijven van de Rheinmetall-Borsig-Werke in Düsseldorf en op 30 januari 1943 valt hij in handen van de Gestapo. Misschien gebeurde dit op weg naar of bij het passeren van de Nederlandse grens. | |
het einde van het apparaatKnöchel bezweek psychisch onder de even gruwelijke als geraffineerde verhoormethoden van de Gestapo. Het schijnt dat hij lichamelijk allang door kwalen ondermijnd werd; volgens zeggen leed hij aan tuberculose. Misschien was deze wat sombere man langzamerhand ontmoedigd doordat de resultaten gering en de schaar der getrouwen klein bleef. Ook de lange jaren van de illegaliteit in de spookachtig ongrijpbare sfeer van het Hitler-Duitsland - zo fascinerend beschreven door Anna Seghers in Das Siebte Kreuz - kunnen zijn geestelijke weerstand verzwakt hebben, na zoveel jaren van permanente inspanning en eenzaamheid. De | |
[pagina 125]
| |
Gestapo wist hem zozeer te breken dat hij als in trance ging handelen en zich door zijn beulen liet gebruiken bij het oprollen van zijn contacten. Hij bleef afspraken maken en Frans zowel als anderen hadden nog maanden later ontmoetingen met hem zonder van zijn arrestatie op de hoogte te zijn. Knöchel werd door de Gestapo naar de afgesproken punten toegebracht en er later weer vandaan gehaald. Frans kreeg enige argwaan toen Knöchel na een bespreking onder geen beding naar de tram gebracht wilde worden, hoewel hij zeer slecht zag en aan één oog praktisch blind was.
Nu Knöchel zich liet gebruiken werkte de Gestapo een ingenieus plan uit dat in lange besprekingen tot in detail met hem werd doorgenomen in de gevangenis van Düsseldorf. Men wilde de KPD rustig het zender-apparaat in Berlijn laten opbouwen om zo via Knöchel voorlopig op de hoogte te blijven van de politieke instructies der Comintern en de terugkeer van communisten naar Duitsland langs welke weg ook, om zich daar bij verzetsgroepen te voegen of om nieuwe op te bouwen. Omgekeerd schiep dit ook de mogelijkheid om via deze onverdachte verbinding met de Comintern misleidende informaties over de illegale KPD aan Moskou te kunnen verstrekken. Een eerste voorwaarde om dit mogelijk te maken was dat Frans en anderen ongestoord hun werk konden voortzetten, temeer omdat Knöchel wel een code voor het chiffreren van de telegrammen had meegekregen - dezelfde die in Amsterdam in gebruik was tot op het tijdstip dat Knöchel vertrok, maar die daarna gewijzigd werd - doch niet beschikte over de technische code. De Gestapo kreeg nu zo veel belang bij de opbouw van het zenderapparaat dat zij zich evenzeer zorgen maakte over de stagnatie, die ontstond door het niet doorkomen van de benodigde apparatuur via binnenschepen uit Nederland. Zij overweegt zelf de dertig meter koperdraad te verschaffen die voor de antenne nodig zijn. De bedoeling is verder om wanneer het Berlijnse zender-apparaat eenmaal zelfstandig draait en Frans weer naar Amsterdam teruggekeerd is, de Nederlandse OMS-groepGa naar voetnoot1 op te rollen en daarbij te beginnen met Goulooze. | |
[pagina 126]
| |
Maar er deden zich complicaties voor die de Gestapo verhinderden haar opzet te volvoeren. De moeilijkheden die Frans ondervond bij het zoeken van een geschikt zendadres, de wat dilettantische wijze van werken van de mensen waar hij op aangewezen was, het zich verschaffen van het nodige technische materiaal, bleken in Berlijn schier onoverkomelijk. Frans ging zich in Berlijn steeds minder op zijn gemak voelen: de trefpunten leken hem niet veilig, deels zeker omdat hij zich in een vreemde stad bevond en dan niet zomaar een vreemde stad maar voor zijn besef het hol van de leeuw zelf, maar deels ook omdat hij bij Goulooze zich een zo andere stijl van illegaal werken eigen gemaakt had; daarbij maakte Knöchel een nerveuze en gedeprimeerde indruk op hem en er ging geen kracht, zekerheid en zelfvertrouwen van deze man uit zoals dit bij Daan wel het geval was. Kortom Frans besloot het op te geven en zijn terugkeer naar Nederland voor te bereiden onder het mom van pinksterverlof. Toen hij voor de thuisreis gereed was bleef de Gestapo niets anders over dan toe te slaan. Op 22 mei 1943 werd Frans gearresteerd; hij had wel reden gehad zich onbehagelijk te voelen.
Deze gang van zaken was een lelijke streep door de rekening van de Gestapo zowel in Berlijn als in Amsterdam, maar ook toen nog trachtte zij in Nederland geen enkele argwaan te wekken omdat zij voor alles Goulooze in handen wilde krijgen. Met alle beschikbare mensen werd er naar hem gezocht op grond van de aanwijzingen waar men nu over beschikte. Men had het volgende signalement opgesteld: ‘Beschreibung des “Grossen”, alias Jan, alias Daan: 40-45 Jahre alt, mittelblondes, gescheiteltes volles Haar, etwa 1.90 m. gross, kräftige Gestalt, spricht holländisches, schlecht deutsch, gut, aber nicht auffallend gekleidet, bürgerlicher Eindruck’. Maar hoe koortsachtig er ook naar Goulooze gespeurd werd, men kreeg hem niet in handen. En in zijn samenvattende rapport klaagt de SD-man Lange: ‘Goulooze sollte unter allen Umständen gefasst werden. Goulooze von dem ein gutes Lichtbild zur verfügung stand und der wegen seiner robusten Erscheinung auffallen musste, wurde jedoch nirgends gesehen’.
Toen probeerde de Gestapo het via Frans. Zij liet hem niet merken hoeveel haar reeds van het apparaat Goulooze bekend was en wekte bij | |
[pagina 127]
| |
hem de indruk, dat zij al de verhalen die hij verzon geloofde. De brieven van zijn vrouw ving men bij de censuur op en men dwong hem deze te beantwoorden. En Frans, in de mening verkerend dat het er allemaal nog heel onschuldig uitzag voor hem en de anderen, deed dit. De Gestapo zocht echter een onopvallende gelegenheid om met Goulooze in contact te komen en hoopte dat via de vrouw van Frans gedaan te krijgen. In een van de brieven aan haar man had zij om een rieten tas gevraagd, die naar zij dacht in Berlijn te krijgen was. Een V-manGa naar voetnoot2 begaf zich met een dergelijke tas circa half juni naar de vrouw van Frans met een brief van haar man. Hij gaf te kennen ook iets te willen doen voor de goede zaak en vroeg of zij hem niet in contact kon brengen met de chef. De Gestapo kon echter niet weten dat Goulooze ondertussen reeds over verschillende aanwijzingen beschikte dat er ergens iets misgegaan was.
Toen voor de eerste keer iemand uit het apparaat, namelijk de koerierster Annie, op 23 april 1943 door aanwijzingen van Knöchel gearresteerd werd, had dit nog geen argwaan gewekt. Goulooze kende deze vrouw van het werk dat zij voor Pegasus deed en het geld dat zij inzamelde voor en onder de Duitse communistische emigranten. Zij had koeriersdiensten verricht voor Gentsch en ook voor Knöchel; maar dit was allemaal vóór de oorlog. In de zomer van 1942 echter had zij incidenteel met haar man brieven overgebracht voor Knöchel van en naar Berlijn. In het apparaat van Goulooze was zij pas half januari 1943 ingeschakeld en zij wist dus weinig. Direct waren de nodige maatregelen genomen om de adressen die zij kende te ontruimen, maar dit was geen ingrijpende zaak. Ook de codetelegrammen bij haar thuis op de gangbare wijze gecamoufleerd als zaklantaarn - een gebruikelijk artikel in de jaren van verduistering en luchtalarm - waren niet door de Gestapo gevonden en konden door Co onder gewapend geleide in veiligheid gebracht worden. Bleef het eerste alarmsignaal onopgemerkt, wel opschudding veroorzaakten de mededelingen van Elly, de vriendin van Knöchel. Zij woonde in | |
[pagina 128]
| |
Amsterdam, verrichtte koeriersdiensten naar Duitsland maar zou nu volgens afspraak zich in het Roergebied vestigen. Op weg naar het aangegeven adres in Duisburg werd zij bij het inlopen van de straat waar zij moest zijn, door een bewoner staande gehouden die haar vertelde dat de politie in dat huis de wacht hield. Elly maakte rechtsomkeert en zorgde dat zij kostte wat het wilde er in slaagde naar Amsterdam terug te keren om verslag uit te brengen. Dit maande Goulooze tot voorzichtigheid.
Het tweede onveilige signaal dat niet misverstaan werd was de brief aan Frans die onbestelbaar terugkwam. Ondanks de strenge instructies van de Gestapo had de Duitse censuur een brief door laten glippen en deze was tweemaal gestempeld op 2 en 3 juni als onbestelbaar teruggekomen. De even kordate als voorzichtige vrouw van Frans had de chef direct laten waarschuwen. En dit nu was wat de Gestapo niet kon weten toen zij haar V-man naar het huis van Frans stuurde. Deze vrouw wilde eerst van hem weten wat de verblijfplaats van haar man was en scheepte hem af toen het antwoord haar niet bevredigde. Goulooze kreeg via een koerier het ‘geschenk’ van de ‘vriend’ en de brief. Een grondig onderzoek maakte uit dat de rieten tas niet uit Berlijn maar uit de Bijenkorf kwam. De ernst van de situatie was hem volkomen duidelijk en hij begreep dat de Gestapo al heel dicht in zijn buurt opereerde en hem kort op de hielen zat.
Nu had Goulooze op 10 juni de marconisten en koeriers al laten weten dat Frans naar alle waarschijnlijkheid gepakt was. Alle oude werk- en woonadressen werden verlaten; wel leek het voorlopig mogelijk de dienstbetrekkingen die de meesten nog vervulden aan te houden; Goulooze hechtte bijzonder en wellicht te veel, aan zijn stelregel een legale werkkring niet dan in uiterste noodzaak prijs te geven. Sommigen namen hun vakantiedagen op om buiten Amsterdam de bui af te wachten maar na een paar weken gingen ook die weer behoedzaam naar hun baas of werk zonder op het oude slaapadres te komen. Na het bezoek van de ‘vriend’ van Frans, keerde ook de chef niet meer naar zijn adres op de Weesperzijde terug. Zijn plaatsvervanger, Co, haalde daar bepaalde gevaarlijke stukken en wapens weg en samen overlegden zij zittend op | |
[pagina 129]
| |
een bank bij de Berlagebrug wat hun te doen stond. Wanneer de Gestapo op de oude adressen inderdaad toesloeg was de bedoeling het hele apparaat te evacueren naar de noordelijke Veluwe in de buurt van Harderwijk. Na deze bespreking begaf Daan zich naar een vertrouwd pension op de Koninginneweg. Weken leefde men in spanning en afwachting. Toen er alsmaar niets gebeurde leek het of het gevaar wat overdreef. Wist de Gestapo toch minder dan men verondersteld had? Was het niet gelukt iets uit de gevangen kameraden te krijgen? Bij sommigen verslapte de waakzaamheid.
In de nacht van 1 op 2 juli 1943 echter sloeg de Gestapo toe op alle adressen die haar bekend waren en dat bleken vele te zijn. Maar deze eerste slag leverde vrijwel niets op. Van de chef en zijn directe medewerkers geen spoor. Men kon niet anders doen dan enige mensen gevangen nemen die de gezochten gehuisvest hadden. Deze mensen slaagden erin zich zo onnozel voor te doen als maar enigszins aannemelijk was en bleven in deze flinke houding volharden. Verschillende werden weer vrijgelaten. In de loop van de tweede juli had de Gestapo echter meer succes. Willem, de man en koerier van Betsy, de derde marconiste verzuimde toen hij die dag naar zijn werk fietste langs het oude woon-adres te gaan om van de straat af te controleren of ‘ze’ geweest waren. Inderdaad werd die morgen met behulp van een bloempot het teken gegeven dat dit het geval was, maar Willem, die zich verlaat had, ging rechtstreeks naar zijn baas en daar ving de Gestapo hem op. Zijn vrouw, de derde marconiste, door haar baas gewaarschuwd, wist met diens hulp te ontkomen. De tweede marconist echter werd op zijn werk gearresteerd. Hans, de vierde, zat net op het bootje van de NDSM, werd gealarmeerd en ontkwam. Jan, de vijfde, had geen werkkring en was al die tijd verre gebleven van zijn oude adres. Hij had trouwens zijn zender op een nieuw adres weer bedrijfsklaar gemaakt en was opnieuw met het doorseinen van telegrammen begonnen. Wel werd de vrouw van Jan gearresteerd, maar zij hield zich kranig. Drie van de vijf marconisten waren dus nog op vrije voeten. Maar toen gebeurde het fatale: Willem de gearresteerde koerier bezweek direct bij het verhoor en bleek bereid alsnog 's middags naar het trefpunt te gaan waar hij Co, de plaatsvervanger van Daan zou ontmoeten. | |
[pagina 130]
| |
Co kreeg die dag in alle vroegte bericht dat de Gestapo op zijn officiële adres een inval had gedaan. Volgens afspraak trad nu het evacuatieplan in werking en Co begon alle hiervoor nodige maatregelen te treffen. Hij stak een persoonsbewijs op naam van Nils Staphorst, de broer van de man bij wie hij inwoonde, bij zich, vergat zelfs niet zijn trouwring af te doen omdat hij nu een vrijgezel voorstelde, nam een klein kaliber revolver mee, ging naar het badhuis omdat daar in komende dagen misschien geen gelegenheid meer voor was, maakte afspraken met alle betrokken koeriers en bestelde de marconisten voor 's middags in het Vondelpark en nam twee kaartjes voor Daan en zichzelf voor de Harderwijker boot van zaterdag 3 juli. Om twaalf uur lichtte hij de chef in over het optreden van de Gestapo die nacht. Om half twee had Co nog een al enige dagen oude afspraak met de koerier Willem op het Waterlooplein. Willem had zich blijkbaar verlaat en Co maakte zich al ongerust. Toen hij er tenslotte toch aankwam stapte Co opgelucht naar hem toe. Op dat moment voelde hij twee revolvers in zijn rug. Hij probeerde nog te schieten en te vluchten, maar viel door twee kogels getroffen neer. Daar Willem Co's werkelijke naam niet kende wist de Gestapo niet wie hij was, want ook zijn persoonsbewijs op naam van Nils Staphorst hielden zij voor vals, wat Co grif beaamde om te voorkomen dat men te snel huiszoeking op zijn woonadres zou doen. Een dag lang weigerde Co zijn naam te noemen. Toen hij dit de volgende dag wel deed, ging er een vreugdegehuil op, want bij de arrestatie van Lou Jansen was heel wat over het verbindingsapparaat van Goulooze aan het licht gekomen waaronder ook de naam van de plaatsvervanger van Daan. Co deed een poging tot zelfmoord die mislukte; hij werd nu hard aangepakt. Daarbij was het een geestelijke schok voor hem te ervaren wat de Gestapo allemaal al wist. Uiteraard gaf hij toe wat bekend was, maar het lukte hem toch bepaalde medewerkers te ontlasten of ‘niet te kennen’. Dit was het geval toen de man voor Co gebracht werd, die door een toeval net op het adres van zijn oom in Diemen was voor het lenen van een koffer om er van door te kunnen gaan. Deze man was belast met het vervaardigen van alle officiële documenten die de groep Goulooze nodig had, maar kon niet weten dat zijn eigen oom op leeftijd jarenlang een zender gehuisvest had. Toen hij hier dus nietsvermoedend aankwam werd hij samen met de | |
[pagina 131]
| |
oom gearresteerd. Ondanks hun frekwente contact bleken Co en hij elkaar bij de confrontatie ‘niet te kennen’. Deze man voerde een hele comedie rond zichzelf op. Hij vond zich op luidruchtige wijze een pechvogel, omdat hij terwijl hij ook eens een keer met vakantie zou gaan in plaats daarvan nu in de gevangenis belandde; de Gestapo liet hem vrij maar niet zonder dat de man zich na veel misbaar geld voor de tram had laten geven om thuis te kunnen komen. Natuurlijk zaagde de SD Co door over de verblijfplaats van Goulooze, maar hij wist aannemelijk te maken dat hij het contact met de chef al een paar weken verloren had en dat deze zich in verband met de gevaarlijke situatie had teruggetrokken. De eindconclusie van het Gestaporapport over Co is: ‘Bei ihm handelt es sich urn einen überzeugten Kommunisten, der erst dann ein volles Geständnis ablegte, als er erkannte, dasz das Leugnen durch die infolge weiter fortgeschrittenen polizeilichen Ermittlungen keinen Zweck mehr hatte’.
In de loop van juli vielen nog verschillende medewerkers van Daan in handen van de SD, zodat het er tenslotte twaalf waren: twee marconisten, vier koeriers, vijf mensen die op een of andere wijze huisvesting hadden verleend en de plaatsvervanger van Daan. Van de leiding echter verder niemand behalve CoGa naar voetnoot3. Dank zij diens standhouden bleef Goulooze op vrije voeten. Toen Co op 2 juli niet volgens afspraak in het Vondelpark verscheen om half drie begreep Goulooze dat het mis was. Het telegramarchief (nodig vanwege de navraag naar bepaalde berichten uit Moskou) in | |
[pagina 132]
| |
de verblijfplaats van Co op de Zeeburgerdijk kon nog tijdig in veiligheid gebracht worden evenals de wapens die hier lagen. Via de enige zender die nog in bedrijf was gaf Goulooze een bericht over het gebeurde naar Moskou door en deelde tevens mee dat men de uitzendingen zou staken en de OMS-groep-Goulooze ontbinden. Na dit bericht is er niet meer geseind in opdracht van Goulooze. Alleen heeft hij, toen de hele gang van zaken bij het oprollen van het apparaat hem duidelijk was, na de informaties die Co in september kon verstrekken, een uitvoerig rapport hierover doorgegeven naar Moskou via een bevriende verbinding en nog een mogelijkheid aangegeven om in de toekomst contact met hem op te nemen.
Na het stilleggen van het eigenlijke werk deed Daan alles om zowel de gearresteerde als de nog in vrijheid zijnde medewerkers te beschermen. Het lag voor de hand dat de Gestapo een proces voorbereidde tegen de twaalf man die in haar handen waren en dat zij Co als plaatsvervangend chef de hoofdrol toedacht was ook niet moeilijk te raden. Zonder Co was een proces voorlopig minder waarschijnlijk geweest. Een gelukkige omstandigheid maakte het Daan mogelijk iets te ondernemen. Op 24 augustus 1943 werd Co vanwege zijn verwondingen overgebracht van de gevangenis Scheveningen naar een bewaakte zaal in het Haagse ziekenhuis Zuidwal. Nog diezelfde dag lukte het Co via een naar buiten gesmokkeld briefje bezoek te organiseren. Op deze manier bleek het mogelijk het contact met Daan te herstellen en hem verslag uit te brengen van datgene wat de Gestapo over het apparaat wist. Daan meende dat het voor afscheidnemen, zoals Co in zijn brief gedaan had, nog te vroeg was en vroeg hem een ontvluchtingsplan te ontwerpen. Toen de zaak tenslotte op papier rond was kreeg Dick, een van de mensen die de inlichtingendienst van het apparaat verzorgde, opdracht het plan om Co te bevrijden uit te voeren. Voor dit geheel andersoortige werk dan de groep-Goulooze placht te verrichten deed Dick een beroep op het gewapend verzet en wel op de Gooise Raad van Verzet waar hijzelf commandant van was. Teneinde bij een mislukking doorslaan achteraf minder gevaarlijk te maken werden mensen uit verschillende Gooise gemeenten gekozen. De leider van de overval moest iemand zijn die niet | |
[pagina 133]
| |
alleen perfect Duits sprak daar het de bedoeling was een ‘SD-kommando’ te vormen dat Co op ‘hoog bevel’ kwam weghalen, maar die ook een autoritaire manier van optreden had. Kees, een student uit Zeist werd hiervoor gekozen. Deze had onder andere drie overvallen op het vliegveld Soesterberg, compleet met uniform en Duitse wagen, op zijn naam staan. Verder viel het oog op Frits die een tijdlang onder Gerrit Kastein en Janrik van Gilse had gewerkt en die een aandeel had gehad in de terechtstelling van de commissaris van politie in Bussum. Dan vroeg men verder nog een man uit Soest die onder andere de grote overval op het distributiekantoor in Kesteren gepleegd had. Als chauffeur trad op een MTS-er uit Baarn, die dit ook bij de ontvoering van de vrouw van een SD-er was geweest. Met Dick zelf mee kwam een commando van zes man bij elkaar. Via de politie in Baarn kreeg men de beschikking over een snelle Buick. Het is voor een buitenstaander moeilijk zich voor te stellen hoeveel voorbereidend werk en welk een vindingrijkheid en nauwgezetheid het voorbereiden van een dergelijke overval vereisten. Zo beschikte de drukker van de SD-Ausweise niet over runentekens. Nadat deze moeilijkheid opgelost was, bleek er linnen in een bepaalde kleur voor nodig te zijn, dat lastig te krijgen was. Het kwam tenslotte allemaal voor elkaar. Via een koerierster bleef Dick van uur tot uur op de hoogte van de situatie op de bewaakte ziekenzaal. Op de dag van de overval, 15 september 1943, stond een koerier de hele dag te vissen in een gracht bij het ziekenhuis, een gracht die stonk van het vuil en waar sinds mensenheugenis behalve enige ratten geen levend wezen in te bespeuren viel. Hij had de taak wanneer er onraad was dit te melden door zijn hengel op te halen. De rust die van deze strak en onverstoorbaar naar zijn dobber turende man uitging, gaf het ‘SD-kommando’ bij aankomst ineens een gevoel van veiligheid na de gespannen heenreis. Om half elf uur stapte Kees alleen de ziekenzaal op en toonde de bewakers zijn Ausweis. Daarna ging hij op Co toe. Het SD-rapport zegt hierover: ‘Nach einer kurzen Vernehmung, bei der er Co der Lüge bezichtigte und ihm einen Schlag gegen den Kopf gab, verliess der Mann das Krankenzimmer wieder. Alle Kranken waren ausserordentlich erregt über das brutale Auftreten. Einige weinten’. Om geen argwaan te wekken was besloten Co niet direct mee te | |
[pagina 134]
| |
nemen maar pas bij een tweede bezoek. Om drie uur ging de leider Kees ditmaal samen met twee man naar binnen. Volgens hetzelfde SD-rapport zou hij over Co gezegd hebben: ‘Er muss sofort zu einer Vernehmung mitkommen. Es muss schnell gehen. Um 15.30 Uhr müssen wir schon da sein’. Niemand koesterde verdenking en bij latere ondervragingen door de SD verklaarde de bewaker Arie Groen: ‘En daar kwam me dat heerschap (Kees) de zaal opstormen, onder de groet van Heil Hitler en toen moesten alle patiënten die in bed lagen zich met den rug naar de deur toekeeren. Toen was er nog een van onze patiënten, die zich niet met den rug naar hem toe wilde keeren (namelijk Johannes Kastermans, SS-Unterscharführer die gearresteerd was op beschuldiging van oplichting - GH). Toen was het een geschreeuw van jewelste, zoodat het heele ziekenhuis er van op stelten stond. Meteen werden er twee revolvers voor den dag gehaald en toen heb ik de zaak weer wat tot kalmte gebracht, totdat de zuster kwam met de kleeren. Een van de heeren heeft hem toen geholpen met het aankleeden en sloeg hem daarna in de boeien en ze zijn daarna met hem weggegaan’. Zonder mankeren werd Co op het afgesproken adres afgeleverd en de hengelaar in de gracht bij het ziekenhuis kon zijn spullen inpakken en huiswaarts gaan. De ontsnapping van Co werd pas twee dagen later door de SD ontdekt. Het proces tegen de groep-Goulooze ging niet door nu de chef onvindbaar bleef, diens plaatsvervanger ontkomen was en het merendeel van de belangrijkste medewerkers zich nog steeds op vrije voeten bevond.
Door het bezwijken van Knöchel liep ook de zo moeizaam opgebouwde KPD grote schade op. Alfred Kowalke, Wilhelm Seng, Wilhelm Beuttel en anderen worden gepakt. Doordat de topman van de Berlijnse verzetsgroep Kowalke ondanks de afschuwelijkste folteringen tijdens de verhoren geen nadere gegevens prijsgaf, naar WinzerGa naar voetnoot4 meedeelt, werd de aanzienlijke bres die de SD sloeg niet nog groter. | |
[pagina 135]
| |
Het lukte de SD nu ook door te dringen in de rijen van de illegale KPD in Amsterdam. In totaal werden vijf Duitse communisten en zestien Nederlanders, die emigranten onderdak verleend hadden, gearresteerd. Hierbij waren Gentsch en Schwebinghaus, de beide leiders van de Amsterdamse KPD-groep. De Gestapo wist dat Gentsch vele namen en adressen moest kennen maar hoe hard zij hem ook aanpakte, afmatte, uitputte en mishandelde, hij zweeg. De SS-Sturmscharführer und Kriminalsekretar Lange zegt in zijn Schlussbericht van 24 augustus 1943: ‘Bei Gentsch handelt es sich um einen fanatischen Anhänger kommunistischer Ideen, der zu keinem Geständnis zu bewegen ist’. Niet anders luidt het oordeel van Lange over Schwebinghaus: ‘Bei ihm handelt es sich um einen überzeugten Kommunisten, der lediglich das zugibt, was ihm durch Zeugenaussagen nachgewiesen werden konnte’. Ook de assistente van Schwebinghaus, Marianne Gundermann, die de pech had net diens huis binnen te lopen toen de SD daar een inval deed kan geen genade vinden in de ogen van Lange: ‘Als Jüdin und verstookte Anhängerin der kommunistische Weltrevolution verweigerte sie zunächst jede Aussage...’ En van wat zij tenslotte wel zegt, heet het: ‘Ihre Angaben erscheinen in jeder Beziehung unglaubwürdig’. Door hun standhouden bleef de Amsterdamse KPD-groep verder gespaard, die zich, nu de mogelijkheden om naar Duitsland terug te keren vrijwel afgesneden waren, aansluiting zocht bij het Nederlandse verzet. Zij werkte mee aan het Mitteilungsblatt der Interessengemeinschaft anti-faschistischer Deutscher, dat vanaf oktober 1944 enige malen per maand uitkwam. Groter was haar aandeel in het direct politieke werk van de Hollandgruppe Freies Deutschland, die van januari 1944 af onder dezelfde naam een blad uitgaf. Als de oprichter van deze groep geldt H. Meyer-Ricard. ‘In samenwerking met Ulrich Rehorst uit Amersfoort - gefusilleerd in maart 1945 - werden ruim zestig Duitse soldaten tot desertie bewogen en werden wapens geleverd aan de Nederlandse illegaliteit’Ga naar voetnoot5. | |
[pagina 136]
| |
Een eresaluut aan de antifascistische Duitsers in Nederland en in Duitsland zelf, die ondanks de gevaren volhielden, is zeker op zijn plaats in een tijd dat in West-Duitsland de KPD nog steeds verboden is. Want zelfs de enkele Duitse communist die bezweek onder de ‘verhoren’ van de SD heeft meer recht van spreken dan zij die in het gunstigste geval aan de kant stonden. |
|