De Nieuwe Stem. Jaargang 22
(1967)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 106]
| |||||||||
Maarten van Dullemen
| |||||||||
[pagina 107]
| |||||||||
zorg van één of twee mensen behoeft, wordt vaak door drie tot vijf mensen bewerkt. In 1957 werd deze verborgen werkeloosheid op ruim 2 miljoen, ongeveer 45% van de werkende bevolking, geschat. De landbouwgrond is zeer ongelijkmatig verdeeld: Van de 2 miljoen boeren-gezinshoofden bezaten:
De overgebleven 20% van de grond was gemeenschapsbezit en werd periodiek onder de boeren verdeeld, waarbij de grotere bezitters aan het langste eind trokken. De landloze boeren moesten hun grond dus pachten, waarbij de pachtsom gemiddeld de helft van de oogst bedroeg. Bovendien trad de landeigenaar op als geldschieter om de periode tussen de oogsten te overbruggen. Geleend geld of rijst moest met woekerrente die tot 100% kon oplopen, na de oogst worden terugbetaald. Aan deze ongelijke landverdeling maakte de Vietminh, de opstandelingenbeweging tegen Frankrijk, in de destijds door haar gecontroleerde gebieden een einde. Domeinen die door hun bezitters waren verlaten, werden onder de boeren verdeeld zonder dat er geld of pacht voor werd gevraagd. Van bezittingen waarvan de eigenaars gebleven waren werd de pacht drastisch verminderd. Als tegenprestatie moesten de boeren de Vietminh belasting betalen en diensten verlenen zoals het aanleggen van versterkingen wanneer de oorlogssituatie dat noodzakelijk maakte. Deze landhervormingen van de Vietminh bleven in sommige gebieden meer dan tien jaar, van 1945 tot 1955, van kracht. Met de komst van het Diemregiem keerden de landeigenaren in het kielzog van de regeringssoldaten uit Saigon terug in de dorpen en eisten hun achterstallige pacht op van de grond die de boeren als de hunne waren gaan beschouwen. Het is de grote verdienste van De Kwestie Vietnam deze, over het algemeen verzwegen, achtergronden die (samen met de meedogenloze vervolging, die Diem tegen oud-Vietminh aanhangers en sekteleden in 1956 startte, waardoor een groot deel van de Zuidvietnamese | |||||||||
[pagina 108]
| |||||||||
bevolking in de illegaliteit werd gedreven) de kern vormen van de huidige burgeroorlog, zo uitvoerig te hebben blootgelegd. De Kwestie Vietnam, feiten en achtergronden is een formidabele prestatie van een aantal mensen die in een half jaar tijd honderden boeken, artikelen en krantenknipsels hebben gecompileerd. Dat hun boek niet volmaakt is spreekt vanzelf. Een duidelijk chronologisch overzicht ontbreekt pijnlijk, zodat we er niet achter komen welke elkaar in snel tempo afwisselende militaire junta's nu eigenlijk Diem hebben opgevolgd in Saigon. Een register ontbreekt eveneens. Het hoofdstuk over onderhandelingspogingen is chaotisch opgebouwd en door onthullingen van de laatste tijd (onder andere die van Oe Thant) over door de Amerikanen afgewezen bemiddelingspogingen, achterhaald. Het is te hopen dat de uitgevers de schrijvers de gelegenheid zullen geven het boek bij iedere nieuwe druk weer geheel up to date te maken.
Naast de Kwestie Vietnam, feiten en achtergronden, is het tweewekelijks verschijnende Vietnam BulletinGa naar eind2 een geoffset blad van 10 tot 16 pagina's, onmisbaar om bij te blijven. Het blad werd in juni 1966 gestart met de bedoeling feiten en achtergrondgegevens die in de Nederlandse pers niet aan de orde komen, wijdere bekendheid te geven. Het blad heeft op het moment dat dit geschreven wordt een achttiental nummers achter de rug waarin artikelen van Vietnamspecialisten als prof. B.B. Fall, Jean Lacouture, Wilfred G. Burchett, Philippe Devillers. Het bulletin is samengesteld uit compleet of gedeeltelijk overgenomen artikelen uit de internationale pers, af en toe aangevuld met fragmenten uit rapporten, wetenschappelijke publikaties, bibliografieën en redaktionele samenvattingen van verspreid te vinden gegevens. Onder de vele tientallen geciteerde bladen vinden we Amerikaanse als de New York Times, The New Republic, The Progressive, The Christian Science Monitor, The Herald Tribune, Franse bladen als Le Monde, Le Nouvel Observateur, L'Express, de Noordvietnamese Vietnam Courrier, de Duitse Süddeutsche Zeitung, Deutsches Panorama, der Spiegel etc. Het blad is, overigens zonder enige wetenschappelijke pretentie, een compendium van het beste wat in de wereldpers over Vietnam verschijnt. | |||||||||
[pagina 109]
| |||||||||
Het wordt uitgegeven bij de Algemene Studenten Vereniging Amsterdam (ASVA), waarvan het finantiëel en redaktioneel verder onafhankelijk is. De oplage is 2100 en in de redaktie heeft onder andere zitting drs. O.D. van den Muyzenberg, de Vietnamdeskundige van het Zuidoost Azië Instituut van de Universiteit van Amsterdam.
Voor de lezer die weinig tijd heeft is er dan nog de Vietnam-krant van het Jongerenkomitee Vrede en Zelfbeschikking voor VietnamGa naar eind3, waarin artikelen over de onderhandelingspogingen, de geschiedenis, het tribunaal van Russell, de sociaal-economische achtergronden etc. Deze krant is een éénmalige uitgave. | |||||||||
dokumentenNaast de Kwestie Vietnam, dat beoogt een samenvatting te geven, bestaan er meerdere bundels met verzamelde dokumenten. De twee belangrijkste daarvan zijn The Viet-Nam ReaderGa naar eind4, van Marcus Raskin en Bernard Fall en Vietnam, History, Documents and Opinions on a Major World CrisisGa naar eind5 van Marvin Gettleman. Beide bevatten teksten als de Akkoorden van Geneve uit 1954, de onderhandelingsposities der betrokken partijen, speeches van Johnson, het Amerikaanse Witboek Agression from the North uit begin 1965, naast vele in de loop der jaren verschenen artikelen van de hand van de belangrijkste Amerikaanse commentatoren en deskundigen. Beide bundels overlappen elkaar slechts zeer gedeeltelijk; zij staan op hoog niveau. Een keus er uit te maken is moeilijk, maar zou misschien naar Gettleman moeten gaan. Prof. dr B. Delfgaauw heeft eens een keer gezegd (De Volkskrant 15-12-66) dat het om van de werkelijke gang van zaken op de hoogte te zijn voldoende was om de persberichten die de Amerikaanse ambassade naar de kranten stuurt nauwkeurig te lezen. Die officiële verklaringen zijn gebundeld in Background Information relating to Southeast Asia and VietnamGa naar eind6 van het Committee on Foreign Relations van de Amerikaanse senaat. Hierin zijn de brieven, persconferenties, speeches van de Amerikaanse leiders sinds 1950 terug te | |||||||||
[pagina 110]
| |||||||||
vinden. Of een lezer die alleen deze bundel tot zijn beschikking heeft een beeld van de werkelijke gang van zaken zal krijgen moet echter betwijfeld worden: daarvoor zijn te veel uitspraken, die later niet meer zo goed van pas kwamen (Johnsons uitspraak op 24 juli 1964: ‘We do not believe in a conference called to ratify terror’ naar aanleiding van het Franse initiatief een nieuwe conferentie van Genève bijeen te roepen; het Amerikaanse Witboek uit 1961 dat op vele punten met dat van 1965 in tegenspraak is bijvoorbeeld) domweg weggelaten. In de Amerikaanse senaat is een aantal keren zeer grondig over Vietnam gedebatteerd. De commissie van Buitenlandse Zaken onder leiding van Fullbright heeft enige malen hearings georganiseerd waarbij onder andere militaire leiders en ministers aan een scherp verhoor werden onderworpen. Deze hearings zijn gedeeltelijk gepubliceerd, die van 30 en 31 juli 1965 in The Vietnam HearingsGa naar eind7 en die van januari-februari 1966 in The Vietnam HearingsGa naar eind8. Het laatste boek is een verbijsterend dokument en het is begrijpelijk dat Theater Terzijde het tot uitgangspunt van zijn Vietnamvoorstelling genomen heeft, want het zit vol dramatische momenten. Bewonderenswaardig is het om de harde openhartigheid - de hearings werden door de televisie uitgezonden - waarmee mensen als Rusk worden aangepakt. Verbijsterend vooral door de dingen waarover niet gepraat wordt: de Zuidvietnamese sociaal-economische struktuur, de vervolgingen van de oppositie in de periode-Diem en vooral het ontbreken van een kruisverhoor naar de werkelijke gang van zaken bij allerlei bemiddelingspogingen van derden. Daarentegen wordt er wel over gepraat waar China het beste kan worden aangepakt: via Vietnam in het Zuiden of via Mantsjoerije in het Noorden, zoals Lieutenant-General James Gavin bepleit. Heel merkwaardig is ook dat Rusk in eerste instantie geen antwoord kan geven op vragen naar Amerikaanse bemoeienissen met Vietnam in de periode tussen 54 en 58, terwijl zijn eigen departement daarover een jaar eerder een witboek heeft uitgegeven! De totaal indruk van deze hearings is tragisch: een aantal goedwillende, maar onvoldoende geïnformeerde en (met uitzondering van | |||||||||
[pagina 111]
| |||||||||
Morse) over onvoldoende ruggegraat beschikkende senatoren die eerlijk en kinderlijk de werkelijkheid willen achterhalen tegenover een aantal uiterst fanatieke regeringswoordvoerders, zoals Maxwell Taylor en Dean Rusk, die star op hetzelfde aambeeld blijven hameren en als het nodig is niet terugschrikken voor doodgewone leugens (Rusk verklaart bijvoorbeeld dat tot het bombarderen van Noord-Vietnam werd besloten als vergelding voor het sneuvelen van een aantal Amerikaanse militairen in Zuid-Vietnam, februari 1965. De werkelijkheid is dat de beslissing om Noord-Vietnam continu te bombarderen al veel eerder was genomen, in oktober 1964, midden tijdens Johnsons verkiezingscampagne als vredescandidaat tegen Goldwater, zoals Johnson later aan Charles Roberts, schrijver van LBJ's Inner Circle, zou verklaren. Waarschijnlijk werd de beslissing nog eerder, en wel voor het Tonkinincident van augustus 1964 genomen). | |||||||||
escalatiepolitiekEen aantal hoogleraren van de University of California en van de Washington University in St. Louis hebben een onderzoek ingesteld naar de achtergronden van de diverse escalatiestappen in het Vietnam-conflict. Ze hebben hun bevindingen neergelegd in een rapport, ze noemen het zelf A Citizens' White Paper, The Politics of Escalation in VietnamGa naar eind9. Ze komen tot de volgende conclusie, heel voorzichtig geformuleerd, zoals het wetenschapsmensen betaamt: De toenemende kritieke gang van zaken in de Vietnam-oorlog is door drie hoofdfactoren beïnvloed: de binnenlandse politiek in Zuid-Vietnam, de internationale druk om tot onderhandelingen te komen en de militaire daden van de oorlogvoerenden. Een beschouwing van de onderlinge relatie tussen de factoren openbaart een steeds terugkerend patroon. Aandrang om tot een politieke oplossing te komen is door Amerikaans ingrijpen, meestal in de vorm van militaire escalatie, uitgesteld of afgebroken. | |||||||||
[pagina 112]
| |||||||||
alleen maar, of in de eerste plaats, waren bedoeld om pogingen tot een compromis of onderhandelingen tegen te gaan. Maar een studie van de chronologie van Amerikaanse escalatiestappen binnen de politieke context laat zien dat de belangrijkste Amerikaanse intensiveringen van de oorlog minder zijn voorafgegaan door toegenomen militaire tegenstand dan door periodes van stijgende druk voor een politieke oplossing van de oorlog (Politics of escalation, pag. 15). Dat werd in het voorjaar 1966 geschreven. Sindsdien beschikbaar gekomen materiaal (de debatten over het Tonkinincident werden onlangs vrijgegeven, ettelijke tussenpersonen zijn gaan praten, waaronder Oe Thant) zouden het vonnis over Amerika's ‘vredes’-bereidheid alleen nog maar strenger hebben gemaakt. Politics of Escalation maakt allereerst gebruik van krantenberichten, maar daarnaast had men de beschikking over het zeer onthullende FBIS Daily Report, met daarin de dagelijkse uittreksels van radiouitzendingen van radio Hanoi en van de zender van het Zuidvietnamese Bevrijdingsfront. Hieruit blijkt onder andere dat tijdens de zogenaamde Tweede bombardementspauze (24-12-65 tot 31-1-66), waarbij Johnson had aangekondigd ‘Als de andere kant haar geweld vermindert, zullen wij dat ook doen’, het Bevrijdingsfront inderdaad via zijn radio aan zijn troepen de opdracht gaf de militaire akties tot een minimum te beperken. Politics of escalation werd op 22 juni 1966 als manuscript aan president Jonhson aangeboden. Toen het in oktober 1966 in drukvorm verscheen hadden de schrijvers ervan nog geen commentaar ontvangen. | |||||||||
de andere zijdeTot nu toe hebben we ons beperkt tot publikaties van westerse zijde. Dé woordvoerder van het Zuidvietnamese Bevrijdingsfront is de Australische journalist Wilfred G. Burchett, die verscheidene boeken over Zuidoost Azië op zijn naam heeft staan. De twee laatste zijn Vietnam, Inside Story of the WarGa naar eind10 en Vietnam NorthGa naar eind11. The Guerilla War beschrijft een verblijf eind 1963-begin 1964 in de door het | |||||||||
[pagina 113]
| |||||||||
Bevrijdingsfront gecontroleerde gebieden. Interviews met de guerilla-strijders geven een beeld hoe en waarom met de opstand werd begonnen. Het boek werd door de onlangs omgekomen Amerikaanse Vietnamdeskundige bij uitstek, prof. B.B. Fall, ‘onovertroffen in de beschrijving van de organisatie en structuur van het Nationaal Bevrijdingsfront’ genoemd. Sinds dit verblijf is Burchett in 1966 opnieuw in Zuid-Vietnam geweest, op enkele kilometers afstand van Saigon zelfs. De verslagen daarvan zijn nog niet gebundeld, maar een aantal daarvan zijn te vinden in het Vietnam Bulletin. Vietnam North handelt over Noord-Vietnam onder de continue bombardementen. Decentralisatie van de economie, nieuwe landbouwmethoden om zich tegen dijkdoorbraken veilig te stellen, massaal vervoer op de wegen 's nachts, mobilisatie van de gehele bevolking in zelfverdedigingseenheden, voorbereidingen om een Amerikaanse invasie te weerstaan, dat zijn de effecten van de bombardementen, die Burchett beschrijft. Zijn bevindingen werden in grote lijnen later door de AFP-correspondent in Hanoi, Jean Rafaelli, de Monde-medewerker Jacques Decornoy en tenslotte door Salisbury bevestigd, zij het dan dat de laatsten, als niet-communisten, tot minder gebieden en personen toegang hadden en geen vergelijkingen aan de hand van eerdere bezoeken konden treffen. Bij de Vietcong in het oerwoudGa naar eind12 van Humanité-medewerkster Madeleine Riffaud gaat minder ver terug in de geschiedenis dan Burchett in de Guerilla War. Haar boek is een emotioneel, hier en daar zelfs romantisch pleidooi voor het Bevrijdingsfront. Ze vertelt evenals Burchett met wie ze samen reisde (ze hebben samen ook een film gemaakt) over de drukkerijen, de ziekenhuizen, de radiostations in de jungle, de verdedigingslinies van valkuilen - ieder voorzien van scherp geslepen bamboestokken - rond de dorpen, de kilometerslange onderaardse gangen waarop vrijwel ieder huis is aangesloten en die eindigen ergens op een veilige plek midden in de bossen, over de technieken die de vrouwen hebben ontwikkeld om de troepen van Saigon te demoraliseren. | |||||||||
[pagina 114]
| |||||||||
de havikenOok de woordvoerders van de Amerikaanse diehards hebben in Nederland in een tweetal boekjes uitgegeven. Een dag in VietnamGa naar eind13, van de Parooljournalist Max Nord wordt misschien het beste gekarakteriseerd met het volgende citaat: Ik heb met zeventien krijgsgevangen Vietcongsoldaten in een transportvliegtuig van Qui Nhon naar Pleikoe gereisd. Zij werden achterin het vliegtuig op de grond gezet, twee aan twee geboeid. Voorin zat ik met een tiental Zuidvietnamese militairen. Een touw scheidde de ruimte in tweeën, twee soldaten met het geweer in aanslag zaten aan onze kant van het touw. Was het vliegtuig van achteren open? vroeg een Amerikaans officier mij later. Nee? Zeker omdat jij erin zat. Vietcong-krijgsgevangenen vallen nogal eens uit de machines, weet je. Ik wist het niet. Max Nord wist het niet, terwijl hij het toch overal had kunnen lezen. Hij is blijkbaar zonder enige kennis van zaken naar Saigon gegaan. Hij beschrijft Saigon en de inspanningen van de Amerikanen lyrisch en prijst de openhartigheid waarmee de persconferenties van de legerautoriteiten gehouden worden. Dat er van Amerikaanse journalisten, die een jaar of langer in Zuid-Vietnam geweest zijn, in veelvoud bittere klachten bestaan over de manipulatie van de nieuwsvoorziening (onder andere Neil Sheehan van de NYT en Gordian Troeller van Stern en Morley Saver van CBS) over de armoede van Saigon (Frances Fitzgerald van de NYT Sunday Magazine), Nord weet dat natuurlijk ook niet. Nord schrijft heftig over de Boeddhisten en met name over de Boeddhistenleider Tri Quang, hij schuift hen tot tweemaal toe de moord op Diem in de schoenen (pag. 34 en 41), terwijl algemeen bekend is dat de Amerikanen zelf, door te eisen dat de Special Forces elite-eenheden, waarop Diem steunde, Saigon zouden verlaten, beslissend in de val van Diem hebben bijgedragen. Geen fris werkje. Vietnam en de wereld in 1966Ga naar eind14 van de nu professor geworden propagandist dr L. de Jong is een bundeling van de wekelijks op pagina 2 van Vrij Nederland verschijnende commentaren. Het boekje handelt | |||||||||
[pagina 115]
| |||||||||
slechts voor één derde over Vietnam. Dr de Jong vermeldt de voor de Amerikanen zonnige en hoopgevende aspecten. Publikaties van (relatief) hoge kwaliteit, waarin het Amerikaanse regeringsstandpunt wordt gesteund zijn: The Faceless Viet CongGa naar eind15, door George A. Carver Jr en South-East Asia in TurmoilGa naar eind16 van Brian Crozier. Beide publikaties worden door de United States Information Service (USIS) in Den Haag verspreid. Carver, een man die enige tijd voor de CIA in Saigon heeft gewerkt, probeert aan te tonen dat de leiders van het Bevrijdingsfront mensen zonder eigen gezicht, dus marionetten van Hanoi, zijn. Hij bespreekt de ‘Vietcongterreur’ en huldigt de officiële doktrine dat niet sociaal-economische motieven de Zuidvietnamese bevolking in opstand hebben gebracht maar dat agressie vanuit Noord-Vietnam de oorzaak van de huidige oorlog is. Prof. B.B. Fall heeft later op dit artikel, dat verscheen in het aprilnummer van het Amerikaanse blad Foreign Affairs gereageerd en er op gewezen dat Carver de vervolgingen van het Diemregiem buiten beschouwing liet. ‘In feite begon Diem in januari 1956 met de vervolging, toen een concentratiekampbevel (nr 6 van 11 januari 1956) het regiem bijna blanco volmacht gaf af te rekenen met de oppositie en de niet-communistische oppositie - niet gewend aan clandestiene activiteiten - werd het zwaarst getroffen. De beslissing van Diem - waarschijnlijk de meest belangrijke met het oog op de toekomstige gevolgen - om in juni 1956 de gekozen dorpsraden af te schaffen, deed de rest’, aldus Fall in zijn repliek. Crozier behandelt heel Zuid-Oost Azie vanuit het oogpunt van de ‘grote communistische samenzwering’. | |||||||||
wetenschappelijkOm dit verhaal te besluiten nog een paar boeken voor specialisten. Over de Vietminh en de ontwikkelingen in Noord-Vietnam na 1954: Le Vietminh, La Republique Démocratique du Viet-nam, 1945-1960Ga naar eind17 door Bernard Fall en Le Vietnam socialiste, une économie de transitionGa naar eind18 door Lé Châu. Over Zuid-Vietnam in de periode 1959-1964: Le Vietnam entre deux paixGa naar eind19 door Jean Lacouture. Over de sociaal- | |||||||||
[pagina 116]
| |||||||||
economische structuur van Zuid-Vietnam: South-Vietnam, Nation under stressGa naar eind20, door Robert Scigliano.
Om alles nog eens samen te vatten: de blanco-geïnteresseerde leze de Kwestie Vietnam en het Vietnam Bulletin. Wie er meer van wil weten leest Politics of Escalation, een boek van Burchett en Gettleman. Tenslotte is er nog het buitengewone I.F. Stone's WeeklyGa naar eind21, dat algemeen als het beste (kritische) Amerikaanse blad over de Vietnampolitiek wordt beschouwd. Stone's, een merkwaardig éénmanstijdschriftje, heeft herhaaldelijk als eerste de politiek van zijn regering grondig geanaliseerd en aan de kaak gesteld. Zijn Reply to the White Paper in maart 1965 en zijn scherpzinnige analyses van het Tonkinbaaiincident zijn inmiddels klassiek geworden. |
|