| |
| |
| |
Pszisko Jacobs
Enkele kanttekeningen bij Simone de Beauvoir
Herman Gorter heeft in zijn De grote dichters o.a. getracht te bewijzen, dat de literatuur van een tijdvak wordt bepaald door de (opvattingen van de) heersende klassen in dat tijdvak. Hij heeft dat bewijs niet ‘lückenlos’ kunnen leveren. Maar wat hij tenminste heeft bewezen, is dat er een duidelijke en opvallende relatie tussen klasseverhoudingen en kulturele uitingen bestaat. Om hier misverstanden te vermijden: Gorter heeft nooit bedoeld te zeggen dat heersende klasse a maakt dat er literatuur a' ontstaat, wèl dat literatuurbeschouwing onmogelijk is zonder de maatschappelijke achtergrond (‘onderbouw’) erbij te betrekken. Sociale spanningen en veranderingen komen tot uiting en zijn gebed in typerende - literaire en andere - uitingen. De literatuur illustreert en maakt bewust wat sociaal-ekonomisch gebeurt. En dus zijn schrijvers in de allereerste plaats illustrators en bewustmakers van wat vaag en amorf in de mensen leeft. Schrijvers zijn vanzelfsprekend veel meer. Zij hebben een individueel bestaan, overigens sociaal-ekonomisch zéér beperkt en bepaald, en zijn in elk geval individuen die maar éénmaal voorkomen in de kosmos. Dit laatste wordt hier vermeld om hen gerust te stellen. Het is namelijk mijn ervaring, dat onder meer schrijvers maar moeilijk kunnen verwerken dat ook zij maatschappelijk bepaald zijn en in wezen maar zo weinig verschillen van ‘de anderen’. Zij willen zó graag uniek zijn.
Een auteur die van dat verlangen om uniek te zijn maar weinig last heeft en alleen reeds hierom maar ook op andere wijze stellig uniek is, is Simone de Beauvoir. Over het hoe en waardoor hoop ik in het hierna volgende iets te ‘illustreren’.
Voorweg nog iets anders. Het ‘engagement’ van de schrijver is de laatste jaren een punt van uitvoerige discussie. Dit beschouw ik als een veeg teken. Een bepaalde vergelij- | |
| |
king dringt zich hier op: een diersoort is aan het uitsterven en ieder maakt zich hierover druk, want dat mag niet gebeuren. De diersoort, die hier wordt bedoeld, bestaat uit de schrijvers die zich direkt verbonden voelen met en zich gebonden weten aan sociale bewegingen. Op een of andere wijze spreken zij zich uit voor deze en tegen die beweging. Zulke schrijvers zijn er nauwelijks meer. Wat men tegenwoordig ‘geëngageerde’ schrijvers noemt, zijn geen opstandigen maar (veelal infantiel) protesterenden, hoogstens linksachtigen. Als zij zich al verzetten, doen zij dit in een veralgemenende - dus vervagende, verdunnende - vorm. Bovendien vrezen zij èn verlies van status - Ik ben een schrijver - èn van image - ik ben Schrijver - waaruit blijkt dat zij niet eens achterhoedegevechten leveren maar meedoen in de stampede naar succes.
Wij leven in een tijdperk van toenemende extravertie. Schrijvers zijn goeddeels introverten. Vandaar dat er nogal wat zijn, die psychologisch gezien met hun jas binnenste buiten gaan lopen. Dit is heel iets anders dan openhartig zijn. Bij Simone de Beauvoir ontmoeten wij nergens die geëxtraveerde-geperverteerde introvertie, wel veel openhartigheid. Deze is voor haar meer dan een stijlmiddel alleen. Zij demonstreert met en voor een openhartigheid, die zij in de relatie tussen mensen - hier: tussen schrijver en lezer - noodzakelijk acht. Werkelijke openhartigheid is een teken van moed. Men moet zijn vizier omlaag doen en is dan kwetsbaar. Simone de Beauvoir onderkent die kwetsbaarheid terdege, maar meent dat men zonder opening van vizier de ander niet kan ‘zien’ en ‘verstaan’. In het andere geval hoort men niet meer dan wat half verstaanbaar gemompel vanachter het harnas. In al haar werken openbaart zich deze levenshouding, die zij zich na veel strijd met anderen en met zichzelve heeft eigen gemaakt. Het is haar wijze van leven, die bovendien gestalte heeft gevonden in haar literaire en essayistische werken.
In haar autobiografische Mémoires d'une jeune fille rangée vertelt Simone de Beauvoir van haar kindertijd en van haar jaren op school en aan de universiteit tot aan de ontmoeting met Sartre. Vooral dank zij haar doordringende en onbevreesde intelligentie heeft zij zich langzaamaan kunnen
| |
| |
losmaken van haar burgerlijk-katholiek milieu. Over de diepere oorzaken van haar verzet zou wel het een en ander te zeggen zijn, maar dit zou ons hier toch te ver voeren. Laat ons haar opvallende deviatie van de milieu-lijn als een gegeven grootheid aanvaarden.
Dat zo'n verzet grote psychische gevaren in zich bergt, valt af te meten aan het lot van haar vriendin Zaza, die de strijd betaalt met haar dood. Afgezien van het feit of de beschreven gebeurtenissen en personen reëel waren, wijst Simone de Beauvoir op de gevaren die zij zelf heeft gelopen. Deze gevaren loopt een ieder, die zich loswrikt uit zijn milieu.
Dat zich losmaken uit een milieu betekent ook het overgaan naar een ander milieu. Hier ontstaat opnieuw een problematische situatie. Het nieuwe milieu is in vele - het kenmerkende - facetten zo anders, dat het moeilijk valt te integreren. De sociaal-psychische ‘wet’, die men kan formuleren als vriendschap-naar-binnen-vijandschap-naar-buiten, is hiervan de oorzaak. De groep wijst aanvankelijk af. De nieuweling past zich aanvankelijk slecht aan. Pas later volgt de algemene acceptatie en de individuele adaptatie. Op indringende en overtuigende wijze beschrijft Simone dit in Le sang des autres. Zij toont op intelligente en kunstzinnige wijze aan, in hoe sterke mate ons denken en voelen bepaald blijven door onze afkomst. Deze afkomst is een taai netwerk van opvattingen en gewoontes, dat bestaat buiten ons maar tegelijk op zo beslissende wijze binnen in ons. Freud wijst hierop in zijn beschouwingen over de verhouding tussen Es, Ich en Ueber-ich. Het scheuren van een dergelijk netwerk heeft altijd traumatische nevenwerkingen. Die traumata zijn duidelijk en eigenlijk bij voortduring aanwezig in het literaire werk van Simone de Beauvoir; zij zijn in belangrijke mate de paarden voor haar levenswagen. Die paarden op zichzelf zijn belangrijk, maar van veel groter gewicht is, hoe die paarden worden gemend, in dit geval dus: hoe de schrijfster die, te accepteren, traumata verwerkt. Zij doet dit op moedige en literair sublieme wijze. Dit is vanzelfsprekend van groot belang voor haarzelf, maar het is ook van enorme betekenis ‘pour les autres’. Zij doorlicht de menselijke situatie, zodat zij en de lezer kunnen zien, waar de voeten te zetten om verder te gaan. In
| |
| |
de feitelijke belevenissen van haar personages komt de auteur tot een uiteenzetting over wat iemand in het leven te doen staat. Dit laatste mag niet worden opgevat als een plicht en ook niet als een noodlot, wel als een noodzaak. Ieder vervult een ‘noodzakelijke’ rol, die niet zonder compromissen is, maar het is zijn eigen rol. De compromissen zijn vele en veelsoortige. Van fundamenteel belang is echter de vervulling van zichzelf als representant van het dier-dat-denkt - bovendien van het dier dat de liefde kent en een niet aflatende onrust -.
Door en in de verbreking van relaties, soms van liefdevolle relaties, doet de vervreemding zijn intrede. De vervreemding geeft een gevoel van verlatenheid, vereenzaming, een situatie die de mens krachtens zijn aard niet blijvend kan verdragen. Hij streeft naar nieuwe bindingen, werkelijke dan wel filosofisch getransponeerde dan wel beide. Zoiets is niet eenvoudig: men heeft zichzelf niet gemaakt, men kan de ‘wereld’ niet naar zijn hand zetten.
Indien van het bovenstaande de suggestie mocht zijn uitgegaan, dat Simone de Beauvoir een labiele persoonlijkheid is, dan moet ik dit met nadruk verwerpen. Zij is zo evenwichtig als een levend, psychisch groeiend, mens maar kan zijn. In dit ‘psychisch groeiend’ ligt goeddeels de quintessens van het menselijk bestaan (ook naar haar eigen opvatting) vervat. Er zijn geen zekerheden buiten onze menselijke vermogens, wij moeten reizen van plaats naar plaats, de geestelijke mobiliteit is ons belangrijkste wapen, de liefde onze voedingsbron, het begrijpen ons kompas.
Het is vooral in Tous les hommes sont mortels dat die vrezen en angsten gestalte vinden. De auteur past in dit boek een literaire kunstgreep toe door de introductie van een man, die onsterfelijk is. Fosca vertelt over zijn leven, dat in de dertiende eeuw is begonnen. In de historie van zijn leven valt de zin niet te onderkennen en men moet konkluderen, dat de historie geen zin heeft (gehad). De gedragingen van de vele generaties duiden in elk geval niet op een algemene zin van het leven. Waarschijnlijk zal de zin van het leven slechts met een - verder gevorderde - antropologische en psychologische benadering van de mens kunnen worden gevonden, namelijk door vast te stellen wat
| |
| |
het wezen van de mens is. Maar dit terloops. Het sterven is het enige leed, dat onontkoombaar is: eenmaal zal er voor ieder van ons een onherroepelijk einde zijn. De vrees voor het sterven ‘leeft’ in ieder van ons. Wij maken ons er in ieder geval erg druk om. Simone de Beauvoir heft die vrees voor deze ene man op en dan blijkt dat de sterfelijkheid een onlosmakelijk deel van ons bestaan uitmaakt. Wij kunnen niet zonder het sterven. De dood markeert de grenzen van ons bestaan, ons leven is af te ronden. De persoonlijkheid van de onsterfelijke man Fosca valt uiteen. Hij verliest het vermogen zich aan anderen te binden, hij verliest alle voor de mens karakteristieke eigenschappen.
Behalve dat de schrijfster hier ‘afrekent’ met haar toekomstige eigen sterven, symboliseert zij in de historie van deze onsterfelijke de historisch gegroeide mens van onze westelijke wereld, een mens die is om wat hij was, een mens, die zijn grenzen niet kent en dus niet zijn vermogens, zijn wezen. Bovendien herkennen wij in dit boek de reële vrees dat het menselijke leven kan worden weggevaagd. Maar nog duidelijker dan in haar andere werken is er de vrees-die-angsten-oproept, dat de ontpersoonlijking zal voortschrijden. Nauw hiermee verbonden is de bijzonder moeilijke situatie van de sociaal gerichte intellectueel, die zich bewust is van de massificatie: hij kan er maar zo weinig tegen doen. En doordat de ‘massa’ hem niet kan volgen in zijn redeneringen, blijft hij eenzaam want onverbonden met die ‘massa’ achter. De liefde komt van één kant, de minnaar wordt niet als zodanig herkend, integendeel. Deze vorm van vervreemding is voor Simone de Beauvoir in zekere zin een herhaling van wat zij beleefde in haar jeugd - en vele malen daarna -.
Van die vervreemding tussen ‘massa’ en intellectuelen getuigt in nog sterkere mate Les mandarins. Het behandelt het milieu van de politiek linkse groeperingen in het naoorlogse Frankrijk en van dit milieu weer een sub-milieu, dat der intellectuelen. De problematiek is weinig minder dan een dramatische: de sociaal gerichte intellectueel die stelling neemt tegen de heersende verhoudingen en machten (betekent scheiding van de burgerlijke intellectuelen) en zich toch niet wil laten rangeren op de sporen van partij-kiezen (betekent scheiding van gelijkgezinde intellec- | |
| |
tuelen en vooral scheiding van de ‘massa’).
Voor de in Les mandarins geschetste sociaal-politieke ontwikkelingen zullen helaas te weinig lezers belangstelling hebben. De auteur heeft zeker niet in de laatste plaats dit boek om die ontwikkelingen geschreven. Dat zij dit doet in zo'n voortreffelijke vorm - de particuliere levens en het grote gebeuren verbeelden in hun wederzijdse afhankelijkheid - maakt dat ook anderen dan politiek belangstellenden het geboeid lezen. Toch durf ik te stellen, dat vooral zij die een dergelijke politieke ontwikkeling bewust hebben beleefd eerst recht de voortreffelijkheid, de grote diepte, de sterke emotionele en principiële verbondenheid en de uitgebeelde veelomvattende menselijkheid zullen verstaan. Een dergelijke beschrijving van dit niveau waar het onze eigen, nederlandse, situatie betreft, hebben wij tot op heden zeer node gemist.
Een uitermate belangrijk motief, dat - soms verhuld maar meestal openlijk - terugkomt in het werk van Simone de Beauvoir, is de relatie tussen man en vrouw.
Onze samenleving is (nog altijd) een principieel mannelijke van signatuur, wat wil zeggen dat de mens wordt gemeten met de man als maatstaf. De man is voor zichzelf èn voor de vrouw nauwelijks een problematische verschijning. De vrouw daarentegen is de ongekende, soms zelfs de in misteriën gehulde - zij het veel minder voor haarzelf dan voor de man. Dit valt reeds af te lezen aan het feit dat over de vrouw steeds weer en nog altijd wordt geschreven, uiteraard vooral door de man. Het lijkt verwonderlijker dan het is. De man is de historisch gegroeide en geaccepteerde maatstaf, waarnaar alle menselijke gedragingen worden afgemeten. De man is dan de eigenlijke mens, de vrouw een variant op deze, het wezen dat afwijkt, kortom niet voldoet aan de geaccepteerde maatstaf. Zij is dus ook de mindere van de man, zij is zoals Simone de Beauvoir het formuleert ‘le deuxième sexe’. Het ietwat merkwaardige hierbij is, dat over het geheel genomen de vrouw haar positie van tweederangs wezen aanvaardt en zich vaak zelfs conservatiever toont tegenover naderende veranderingen dan de man. Men zou dit kunnen verklaren uit de afhankelijkheid van haar situatie die groter is dan bij de man van zijn situatie. Van- | |
| |
zelfsprekend is tegen de rol van ‘deuxième sexe’ door de vrouw wel geageerd, maar hierbij waren in het algemeen de emotionele motieven van groter belang dan de principiële: de vrouw die zich verzette, wilde de sociale omstandigheden dezelfde laten, zij wilde een man zijn, zijn gelijke in rang dus, of zelfs zijn meerdere. En dit nu betekende, dat aan de bestaande situatie man-vrouw niet wezenlijk werd getornd.
Mede door de ontworsteling aan het oude starre milieu verruimde zich Simone de Beauvoirs blik, zelfs in die mate dat zij werd tot een visionnaire. Geen strijd is echter ooit ten einde. Het nieuwe milieu, dat zich kenmerkt door meer verlichte denkbeelden, blijkt geen eindpunt. Ook dit milieu maakt deel uit van het aloude, waarin de vrouw een schepsel van de tweede orde is. De ontwikkeling die Simone voorstaat - maar zeer beslist niet als een ‘blauwkous’ nastreeft - is nog maar net begonnen. Zelfs verlichte mannen en vrouwen ervaren haar denkbeelden en standpunten met een lichte schok. De schrijfster en filosofe Simone de Beauvoir schudt aan de staketsels onder onze met vele onbewuste compromissen verlijmde levensvisie. Zij werkt verontrustend, ook op moderne non-conformisten, doordat zij niet ophoudt haar gedachtelijnen door te trekken. Er is bij haar geen sprake van een vaandel, dat ergens moet worden neergepoot, na geforceerde marsen en onder veel gedruis. Er zijn geen hol-gefraseerde beschouwingen. Alles wat zij zegt, is doordacht en afgewogen en blijft ‘organisch’ verbonden met de realiteit van het heden.
Ieder die zich bewust is van het bestaan van een eerste en een tweede sekse, kent het opvallende symptoom van de dubbele seksuele moraal. Wat de man is toegestaan, mag de vrouw nog lang niet. Simone de Beauvoir snijdt de draden die de naden van dat zeer specifieke weefsels bijeenhouden konsekwent los. Zij doet dit zowel in haar essayistische als in haar literaire werk. Het is vooral in haar literaire werk dat dit schokkende effekten heeft. Het komt niet in de eerste plaats doordat zij bepaalde seksuele gebeurtenissen zeer openlijk beschrijft. Schokkend werkt de vanzelfsprekendheid. Het is één van de wijzen waarop zij ons zegt wat straks vanzelfsprekend zal (moeten) zijn: dat de vrouw niet een variant van de man is maar dat vrouw
| |
| |
en man varianten zijn van de mens. Zolang deze instelling niet een blijvende verworvenheid van onze samenleving is geworden zo lang zal het schip van bevrijding tevergeefs aan zijn ankers rukken.
Simone de Beauvoir beschrijft in haar boeken velerlei mensen, allerlei gebeurtenissen en belicht vele facetten van het leven, maar alles wordt herleid - in elk geval duidelijk gerelateerd aan - de gehele menselijke situatie. Om de menselijke situatie gaat het bij haar voortdurend. Het wezenlijke van de mens bestaat voor haar daarin dat hij slechts zichzelf is door zijn relatie tot iets of iemand, waarbij deze relatie zich uit in een op weg zijn naar. Simone de Beauvoir kent de mens als de eeuwig rusteloze.
Uit deze summiere formulering zou men kunnen konkluderen, dat zij een wat vage kijk op mensen en dingen heeft. Niets is minder waar. Het beschuldigende ‘vaag’ klinkt wel meer daar waar sprake is van veelomvattendheid. Tegenover ‘vaag’ staat dan ‘simplistisch’ en deze beide aanduidingen liggen ver beneden het niveau waarop Simone de Beauvoir zich beweegt. Haar visie is een veelomvattende en zelfs universele, waarbij zij geen moment de banden met het nu en hier ontkent of verwaarloost. In al haar literaire werk gaat zij uit van een bepaalde werkelijkheid en zij verlaat deze nooit geheel, zelfs niet daar waar zij een figuur als de onsterfelijke introduceert. Zij geeft aan dat hier-en-nu andere dimensies, zodat niet zelden die ene werkelijkheid wordt tot ons aller werkelijkheid, waarin wij onszelf herkennen in de ander en de ander weten in ons zelf.
Wat in literair opzicht als bezwaarlijk zou kunnen gelden, is de omstandigheid dat de intellektuele wijze van beschouwen soms wat nadrukkelijk is. De personen verklaren hun situaties, dus zichzelf, wat al te intellektualistisch argumenterend en redenerend. In feite is de mens heel wat irrationeler dan Simone de Beauvoir hem weergeeft. Zij weet beter dan wie ook in hoe grote mate de mens een irrationeel reagerend fenomeen is. Op bepaalde momenten echter is het omderwille van de helderheid en het begrip noodzakelijk met behulp van de ratio te verklaren. Een andere wijze van verklaren is trouwens niet mogelijk. Wèl mogelijk is
| |
| |
een juiste dosering van irrationele ‘omkleding’. Voor Simone de Beauvoir's werk geldt dan dat haar romanfiguren neigen naar prototypie. Men zou het ook anders kunnen formuleren: haar milieu's zijn typisch intellektuele. Dit is in haar schrijverschap een gelukkige omstandigheid. Zouden het andersoortige milieu's zijn, dan werden haar figuren al gauw onecht, geforceerd, bedacht, tenzij - maar dit is een riskante wijze van schrijven - de auteur beschrijft èn beschouwt, dus voortdurend in zijn werk als schrijver afstand neemt van zijn figuren. En dit leidt al snel tot moraliseren: zo doen zij en zus zouden zij moeten doen. Aan een dergelijke vernietiging van haar romanfiguren en dus van haar romans kon Simone de Beauvoir ontkomen.
|
|