De Nieuwe Stem. Jaargang 21(1966)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 592] [p. 592] Eddy van Vliet op de ruiten te weten, de wanden van de stad zal ik verzen schrijven in spiegelschrift zo het moet in spijkerschrift op de kerkdeuren genageld om uit deze nieuwe schrift te biecht te gaan * de stem als klem cipier om eigen mond spreek ik woorden van lood alchimist van onoplosbare vragen wacht ik tot de witte bokalen zich met muizen vullen zoals telkens deze woorden ontstaan uit spraakloze stembanden alleenheerser over eigen pijn draag ik dit kind deze manke worp dit vers in mij [pagina 593] [p. 593] langs de ogen om tot golven gebogen zochten wij het avontuur op late avonden wanneer de waterjuffers slapen gingen in de plooi van onze oksels herinnering aan de zoete geur van een glimmende huid gespannen in het licht hebben wij begrepen dat er iets dieper was dan de zee * met deze enige woorden legateer ik je als mijn enig erfgenaam het vruchtgebruik over de lichtworm die onze naaktheid verried de appelbloesems waarvan we nooit de vruchten hebben geproefd de wijngaard die je dronken maakte toen ik je sprak van de rijpende druiven de vlinderpop die je streelde als was zij de veelkleurige vlinder gevangen in je roze handen waarvan de vingers reeds sprokkelhout werden. Vorige Volgende