| |
| |
| |
C. van Emde Boas
De rol van de psychiater in de family planning
De vraag naar de rol van de psychiater in de family planning kan onmogelijk in 10 minuten bevredigend worden beantwoord. Zuiver schematisch zou men kunnen stellen, dat zijn taken op drie onderscheidene niveaux liggen:
a. | op dat van de praktische hulpverlening |
b. | op dat van de research |
c. | op het politieke ideologische vlak. |
Wat dit laatste betreft besef ik volstrekt in strijd te komen met de beperkingen die Freud in 1908 de artsen heeft gesteld. Want ik geloof dat juist op ons terrein de psychiater dient te worden ingeschakeld bij alle pogingen om onze wetenschappelijke inzichten te doen doordringen en zegevieren bij de regeringen, de geestelijke leiders en last but not least bij onze artsenorganisaties.
Op dit punt kom ik aanstonds terug.
Wat de praktische hulpverlening betreft zijn onze opgaven al heel vroeg duidelijk onder woorden gebracht door mijn onvolprezen voorganger aan het Amsterdamse Consultatiebureau, Dr. B. Premsela, die mij in december 1931 als zijn hoofdmedewerker engageerde met de motivering: ‘In de paar maanden dat ik dit werk doe, heb ik ontdekt, dat voor een massa vrouwen het leren omgaan met een pessarium geen technisch probleem is, maar een emotioneel, waar ik als huisarts eenvoudig geen raad mee weet.’
Daarmee had hij meesterlijk gekenschetst de tweesporigheid van de taak van de psychiater bij de praktische hulp: Niet alleen de bevolking moet tot family planning worden opgevoed, maar ook de family planners, die moeten leren de emotionele problemen te hanteren, die zich hierbij voordoen: zowel die van hun cliëntèle als die van hen zelf.
En wat de research betreft is het duidelijk, dat de psychiater - natuurlijk in nauwe samenwerking met de vertegen- | |
| |
woordigers van andere disciplines - de wetenschappelijke vraag moet trachten te beantwoorden hoe de maatschappelijke veranderingen, die hebben geleid tot het ontstaan van de objectieve noodzaak tot geboorteregeling in de wereld van nu, worden weerspiegeld in de geesten van de mensen. Of om het historisch materialistisch uit te drukken: hoe de materiële onderbouw tot subjectieve bovenbouw wordt: tot ‘Motivation’.
Hoe gescheiden al deze taken op het eerste gezicht ook mogen schijnen, in realiteit vormen zij toch een eenheid. Want de taak van de psychotherapeut - en de psychiater, die als family planner en als hymenoloog werkzaam is blijft steeds in eerste instantie psychotherapeut, ook als hij werkt met wat wij tegenwoordig zo gaarne betitelen als ‘de conflicten van de gezonde mens’, - de taak van de psychotherapeut, herhaal ik, mag worden geformuleerd als het aankweken van een juiste emotionele attitude, zowel bij degenen die bij ons hulp zoeken, als bij degenen die deze hulpverlening praktisch moeten verlenen, als ook bij degenen die het psychologische en emotionele klimaat bepalen, waarin het werk moet worden verricht: En daarbij denk ik natuurlijk weer allereerst aan de geestelijke en wereldlijke leiders van onze bevolkingen. In praktische termen uitgedrukt: Wij dienen bij alle groepen van betrokkenen het irrationele onaangepaste gedrag om te zetten in rationeel adequaat gedrag en handelen.
Om de onbevredigende toestand te begrijpen die in vele landen van onze Westerse cultuurkring met betrekking tot de family planning nog bestaan - en ik dien mij tot deze Westerse cultuurkring te beperken, niet alleen met het oog op de tijd, maar ook omdat mij ervaring met andere beschavingen ontbreekt - moet ik teruggrijpen, op wat ik zoëven over de materiële onderbouw en subjectieve bovenbouw heb opgemerkt.
Wij kunnen dan constateren, dat ons ideaal: ‘een moeiteloze controle van de conceptie, die onbelast is met schuldgevoelens en andere negatieve emoties’, een controle, die een fundamentele voorwaarde vormt voor de harmonie en het levensgeluk van het moderne echtpaar en het tegenwoordige gezin, nog steeds niet is verwezenlijkt, omdat de ideologie
| |
| |
van een voorbij tijdperk onvoldoende overwonnen is.
Ik wil hiermee zeggen, dat wij nog steeds leven onder de druk van de voortplantingsmoraal, die een uitvloeisel was van de feodaal-agrarische maatschappij-vorm, van een moraal die in ons democratisch geïndustrialiseerd tijdperk niet meer past. Maar die toch nog altijd - in het ene land sterker, in het andere land in mindere mate, maar overal storend genoeg - zijn negatieve invloed doet gelden.
Voor de groepsfamilie, de clan, the large family, in een feodaal-agrarische gemeenschap, is een groot aantal kinderen een economische noodzaak.
Het woord ‘kinderzegen’ is daar - ook in de kwantitatieve zin van het woord - een realiteit. Want deze groepsfamilie, die allereerst een produktie-gemeenschap vormde, omvatte niet alleen een echtpaar benevens hun kinderen, maar ook - naast eventueel de ouders van de man - zijn ongehuwde broers en zusters aan wie in ruil voor hun arbeid een karig levensonderhoud werd verschaft. De relatieve huwelijksfrekwentie van de bevolking werd door traditie en mores laag gehouden: het overschot aan celibatairs van beiderlei kunnen vloeide af naar klooster en clerus, leger, vloot en reizend gezellendom.
In overeenstemming met het produktie-karakter van de familie-eenheid droeg de verbintenis der echtgenoten in deze fase van de ontwikkeling eveneens het stempel van een produktie-gemeenschap, namelijk in biologische zin. Een van de taken van het echtpaar - en wellicht zijn voornaamste - was het in stand houden van het bedrijf door zoveel mogelijk leden voor de familie-eenheid voort te brengen en dan nog liefst van het manlijk geslacht. Een situatie die wij ook thans nog kennen in landen als India en die in een duidelijk dialectisch proces in stand werd gehouden door de hoge kindersterfte en de korte gemiddelde levensduur van de volwassenen.
Het is deze materiële grondslag van de voortplantingsmoraal, die tot nog toe onvoldoende werd onderkend in de strijd om de family planning, evenals een ander belangrijk sociologisch fenomeen, dat in hoge mate bijdraagt tot de huidige problematiek: nl. het feit dat bepaalde sociogenetisch veroorzaakte emotionele attitudes van de mens - zoals
| |
| |
in dit geval de zgn. ‘voortplantingsplicht van het echtpaar’ - de tendentie hebben voort te bestaan, lang nadat de maatschappelijke voorwaarden zijn weggevallen die tot hun ontstaan hebben geleid.
Wat het laatste betreft hoef ik hier nauwelijks te betogen, dat het moderne gezin geen produktieve maar een overwegend consumptieve eenheid is, waar het kind geen economisch positief element betekent door de arbeid die het verricht, maar integendeel - gedurende een periode die met de toenemende civilisatie steeds langer wordt - alleen maar een economische belasting voor de ouders vormt.
Dit laatste vooral omdat - door de mogelijkheid tot verticale stijging in onze maatschappij - family planning niet in de laatste plaats gedragen wordt door de planning voor een betere toekomst voor onze kinderen.
Het is echter een feit dat het niet alleen de autonomisering van de voortplantingsmoraal is, die tot het ontstaan van schuldgevoelens en remmingen heeft geleid en zoveel problemen op het gebied van de family planning heeft geschapen, maar in niet mindere mate het feit, dat deze verouderde attitude decennia lang kunstmatig in stand is gehouden door de instelling van de politieke en geestelijke leiders van de Europese volkeren, die - zij het niet om geheel identieke motieven - alles deden en in vele landen nog doen om de ideologie, de fictie van het ‘gelukkige, gezonde grote gezin’ in stand te houden, ook nadat de gezinnen een in onze streken historisch ongekende gemiddelde omvang bereikten.
Geleidelijk beginnen de politici en de leiders der kerken gelukkig de funeste gevolgen van deze anti-family planning politiek te beseffen. Met vreugde mag bovendien worden geconstateerd dat - in tegenstelling met een kwart eeuw geleden - ook bij de meerderheid van de artsen individueel het besef begint te ontwaken, dat de noodzaak het tempo der geboorten te vertragen en hun aantal te beperken niet een uitvloeisel is van een egoïstische gril van materialistisch ingestelde ouders, maar een onontkoombare consequentie van de huidige maatschappelijke constellatie.
Het is juist omdat de psychiaters-hymenologen, beter dan wie ook, beseffen hoeveel huwelijkstragiek veroorzaakt is
| |
| |
doordat dit inzicht bij de individuele echtparen zoveel vroeger tot stand gekomen is dan bij de regeringen, de wetgevers, de kerkelijke leiders en de artsencorpora, dat zij van mening zijn dat Freud destijds ongelijk had, toen hij verklaarde dat het niet de taak is van de arts te trachten de consequenties van zijn sociaal-medische inzichten ook politiek te verwezenlijken.
Family planners behoren m.i. qualitate qua ook sexuele hervormers te zijn. En wel omdat het duidelijk is dat family planning in de laatste instantie betekent de erkenning van het bestaansrecht van de niet-procreatieve elementen van de menselijke sexualiteit, zowel als bron van simpele organische en emotionele lust, als - wat niet minder belangrijk is - de drijvende kracht bij de doorbreking van de vereenzaming, die de moderne mens bij voortduring bedreigt.
Wij psychiaters hebben een taak bij de opvoeding van het grote publiek, die begint bij de opgroeiende generatie die doordrongen moet worden, - door het geleefde voorbeeld vooral! - van het belang van deze vroeger zo verwaarloosde emotionele aspekten.
Maar wij zullen daarnaast nog onze handen vol hebben met de opvoeding van hun ouders, de huidige volwassen generatie. Wij hebben tevens een taak - zoals ik in de aanvang al heb gesteld - bij de opvoeding van de family planners zelf en daarbij denk ik aan allen die praktisch bij dit werk betrokken zijn: artsen, para-medisch personeel, sociale werkers, etc. etc., die eveneens bevrijd moeten worden van storende emotionele attitudes, die het werk op ons terrein zo negatief kunnen beïnvloeden, attitudes waaraan zij niet konden ontkomen, omdat zij zelve lid van onze gemeenschap zijn. Het spreekt vanzelf dat dit niet uitsluitend langs zuiver didactische weg kan gebeuren. Hier is een emotionele training nodig, waarbij ik in de eerste plaats denk aan het medium van de groep.
Tenslotte kom ik nog eens terug op onze politiek-ideologische taken. Wij psychiaters moeten er naar streven - liefst als aangezochte adviseurs van onze regeerders, maar als het niet anders kan als ‘pressure group’ - dat in alle landen van onze regio alle belemmerende wetsbepalingen ten aanzien van de family planning, die uitsluitend gegrond zijn op een
| |
| |
uit de voortplantingsmoraal voortvloeiend zedelijkheidsbesef, door nieuwe, positievere worden vervangen.
Want het is plicht van de overheid een beter emotioneel klimaat rondom het probleem van de geboorteregeling te scheppen door zich volledig er achter te stellen en het weg te halen uit de sfeer van het onoirbare, die het nu nog voor zovelen omgeeft, in de eerste plaats door de contraceptie beperkende bepalingen uit het wetboek van strafrecht te schrappen.
Het verheugt mij dat in Nederland een begin gemaakt is met deze nieuwe politiek en dit nog wel door een Katholiek minister en een Katholiek staatssecretaris van Volksgezondheid, werkzaam onder een Katholiek minister president. Een en ander mede op grond van een door de nationale federatie voor geestelijke volksgezondheid uitgebracht advies over sexuele voorlichting en opvoeding waarin voor Nederland waarlijk revolutionaire passages voorkomen:
‘dat.... allengs in brede kringen een visie tot stand is gekomen, die tot uitgangspunt heeft dat de sexualiteit niet langer uitsluitend mag worden beschouwd als drijfveer en middel tot voortplanting....’
en
‘dat door de overheid dient te worden bedacht, dat als gevolg van de nog steeds van kracht zijnde wetgeving, plaatselijke verordeningen daaronder begrepen, en vooral als uitvloeisel van de vele taboe's waarmee de sexualiteit te lang omsponnen is gebleven, onvoldoende bekendheid bij de bevolking in haar geheel bestaat, met de middelen en methoden tot preventie van zwangerschap en dat dusdoende een positieve aanvaarding en hantering van de sexualiteit en schuldvrije beleving daarvan voor te velen een utopie blijft.’
Deze positieve ontwikkeling is te danken aan het feit, dat niet alleen de zenuwartsen van agnostische en humanistische huize in Nederland achter de zoëven geformuleerde opvattingen staan, maar ook - en dit in toenemende mate - psychiaters en psychotherapeuten die tot de protestantse en katholieke kerkgenootschappen behoren. Anders zou in ons land zulk een wijziging in het standpunt van de Nationale Federatie, die zich tot kort geleden angstvallig van het gebied van de family planning verre heeft gehouden, nimmer zijn bereikt.
| |
| |
Ook in andere landen dienen m.i. de psychiaters, die tot bepaalde kerkgenootschappen behoren, het als hun speciale taak te zien hun eigen religieuze leiders - die te lang de gelovigen gevangen hebben gehouden in het besef dat geboorteregeling zedelijk onaanvaardbaar en contraceptie een regelrechte zonde was - van hun ongelijk te overtuigen en te doordringen met de moderne inzichten die de psychiatrie ontwikkeld heeft over het wezen van de sexualiteit.
Het is vooral aan hen er voor te zorgen, dat de negatieve invloeden van de clerus van weleer in positieve nù, worden omgezet. Dat bij dit proces de ervaringen van de pastores zelve, die dagelijks geconfronteerd worden met de gewetensnood van de gehuwden en ongehuwden, ervaringen die volkomen parallel lopen met die van ons, psychotherapeuten, moraal-theologisch niet zonder invloed zijn gebleven - zoals op verscheidene synodes en bovenal: op het concilie is gebleken - dient met voldoening te worden geconstateerd.
Een laatste woord tenslotte over de artsenorganisaties, die als corporaties belast zijn met de vaststelling van de medisch-ethische gedragsregels.
Terwijl de individuele artsen, op grond van analoge ervaringen als zoëven voor de zielzorgers zijn geschetst, op steeds grotere schaal geneigd zijn de family planning in al haar consequenties te aanvaarden, geven onze beroepsorganisaties in diverse landen van Europa, telkens weer blijk nog onvoldoende doordrongen te zijn van wat zich in de wereld op dit terrein in de laatste halve eeuw heeft afgespeeld. De officiële gedragsregels ten aanzien van problemen als de contraceptie, de niet-somatisch maar toch medisch geïndiceerde abortus, de vrijwillige sterilisatie van de vrouw en de man en de kunstmatige inseminatie - om ons te beperken tot enkele sexuologische problemen die direct te maken hebben met ons onderwerp - zijn in die landen volslagen verouderd.
Een groepstherapie van de conservatieve collegae, die zich aanmatigen zulke wereldvreemde regels quasi bindend vast te stellen ook voor andersdenkende leden van onze professie, lijkt mij waarlijk niet overbodig, al vrees ik dat de prognose daarvan dikwijls dubieus tot infaust zal blijken.
Diskussie-bijdrage aan het 4e regionale I.P.P.F.-kongres te Kopenhagen, juli 1966
|
|