De Nieuwe Stem. Jaargang 21
(1966)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 512]
| |
Wim Klinkenberg
| |
[pagina 513]
| |
hebben, dat de beweging van het ‘Vrije Frankrijk’, geleid door generaal De Gaulle, ‘sinds haar eerste schreden beseft heeft hoezeer het nodig was, nauwe banden met de USSR aan te knopen’, merkte Tsybina vervolgens op, dat deze beweging van het ‘vrije Frankrijk’ haar internationale posities in de allereerste plaats heeft kunnen versterken dankzij de steun van de Sowjet-UnieGa naar eind2). Leest men vervolgens de documenten, dan kan men met die conclusie wel instemmen. En zij is dáárom extra interessant, omdat die Sowjet-steun voor het Frankrijk van De Gaulle én van de overwegend communistisch geleide Maquis, zowel met de gemeenschappelijke strijd tegen Hitler-Duitsland als met Frankrijks gevecht tegen de Atlantische coalitie van Londen en Washington te maken had.
Het is voldoende bekend, dat met name Churchill om allerlei redenen gekant was tegen de pogingen van De Gaulle om de Tweede Wereldoorlog mede te voeren ter restauratie van de Franse Republiek als erkende grote mogendheid temidden van de ‘grote Drie’ (of zelfs Vier, China medegerekend). Toen De Gaulle in juni 1940 in Londen verscheen, was er meteen al het conflict over de BBC-uitzendingen: De Gaulle weigerde pertinent de Britse voorcensuur te aanvaarden, die voor alle staatshoofden en politici in ballingschap bij het uitspreken van radioredevoeringen gold. De Gaulle heeft dat gevecht met Churchill trouwens gewonnen. Politiek en staatsrechtelijk was de positie van de Franse generaal uitermate moeilijk. Washington b.v. onderheild nog lange tijd diplomatieke betrekkingen met Pétain, dien De Gaulle in de jaren twintig als aide-de-camp had gediend. Churchill en Roosevelt moesten er aan wennen, dat een onder-staatssecretaris van defensie (uit het kabinet-Reynaud met Pétain als vice-premier) sinds 10 dagen, op het niveau van minister-president van een geallieerde grote mogendheid met Downingstreet en White House wenste te verkeren. Maar de Franse koloniale bezittingen, vooral in Noord-Afrika, de positie van het deels door de nazi's bezette, deels door Pétain onderdrukte Franse moederland, het eventuele lot van de Franse vloot, de reële mogelijkheid van een écht Volksfront in het bevrijde Frankrijk, dat | |
[pagina 514]
| |
waren factoren die de Atlantische Grote Twee tot behoedzaamheid dwongen in hun plannen en in hun houding tegenover De Gaulle. Wie de Franse generaal de laatste jaren heeft zien manoeuvreren binnen het ná-óórlogse ‘atlantische’ bondgenootschap, behoeft niet meer te worden overtuigd van de kwaliteiten, die deze man ook tijdens de oorlog tot een volledig besef van zijn mogelijkheden hebben gebracht. En diegene zal ook begrijpen, dat de Franse verhouding ten opzichte van de USSR in dat besef steeds een eigen rol heeft gespeeld.
Een half jaar na de Duitse inval in de Sowjet-Unie, op 20 januari 1942, hield De Gaulle een radiorede voor de BBC, waarin hij als Voorzitter van het Nationale Comité van het Vrije Frankrijk o.m. het volgende zei: ‘.... Strategisch gesproken, heeft zich al niets minder voorgedaan dan het Hitler door Stalin aan het oosteuropese front toegebrachte échec; in politiek opzicht verschaft de volstrekt zekere verschijning van Rusland in de voorste rij der overwinnaars, Europa en de wereld een waarborg voor het evenwicht; Frankrijk heeft als geen andere staat redenen om zich daar mee geluk te wensen. Het is te algemenen nadele geweest dat al te vaak in de loop der eeuwen de Frans-Russische alliantie is verhinderd of doorkruist door intrige en onbegrip. Zij blijft daarom echter niet minder een noodzaak die men bij iedere wending in de geschiedenis ziet opdoemen. Vandaar dat het strijdende Frankrijk zijn herboren krachtsinspanning gaat verbinden met de krachtinspanning van de Sowjet-Unie. Het spreekt vanzelf, dat een dergelijke samenwerking in geen enkel opzicht - integendeel - de acties schaadt die Frankrijk samen met zijn andere bondgenoten voert. Maar in het beslissende jaar dat nu is begonnen, zal het Strijdende Frankrijk op de actieve en de passieve slagvelden van deze oorlog bewijzen dat het, ondanks zijn tijdelijke ongeluk, de aangewezen bondgenoot van het nieuwe Rusland is.’ Aan deze voor die tijd gebruikelijke, maar zeker niet antiek aandoende verklaringen voegde De Gaulle nog iets toe: ‘Natuurlijk verwacht Frankrijk op dit punt slechts de woede van de verraders en lafaards die het aan de vijand hebben uitgeleverd. Die lieden zullen natuurlijk uitschreeu- | |
[pagina 515]
| |
wen dat onze overwinning aan de zijde van Rusland bij ons die maatschappelijke omwenteling zal teweeg brengen, die zij meer dan iets anders vrezen. De Franse natie veracht deze extra belediging. Zij weet te goed, dat de keuze van haar eigen bewind altijd haar eigen zaak zal zijn. Zij heeft overigens maar al te duur het schandelijke bondgenootschap moeten betalen tussen de “privilèges” en “l'internationale des Académies”’Ga naar eind3).
Dat thema duikt herhaaldelijk tijdens de oorlog in De Gaulles publieke verklaringen op; en ook zijn onmiddellijke medewerkers - in Moskou de vertegenwoordigers Garreau, Petit en Schmittlein - variëren het. Het hoeft dan ook niet te verbazen, dat één van de eerste diplomatieke activiteiten van de voorlopige Franse regering na de bevrijding van Parijs, het streven naar een speciale relatie met de USSR is geweest. Het verslag dat in de Sowjet-publicaties van de besprekingen tussen Stalin - Molotow en De Gaulle - Bidault is opgenomen, blijkt in het jaar 1966 uiterst boeiende lectuur te zijn. Bijvoorbeeld: ‘DE GAULLE zegt.. dat er een bondgenootschap moet komen van de anti-Duitse mogendheden teneinde Duitsland te beletten opnieuw aan te vallen. Dat is de mening van de Franse regering. STALIN zegt dat dat juist is. MOLOTOW zegt dat in 1935 een pact is getekend met Frankrijk, maar dat het niet is uitgevoerd. DE GAULLE zegt, dat Molotow ongetwijfeld het verschil zal willen zien tussen Laval en De GaulleGa naar eind4). MOLOTOW zegt, dat hij het verschil ziet, maar dat hij alleen het voorbeeld heeft willen geven van een accoord dat getekend was, maar een dode letter is gebleven en niet in acht is genomen. DE GAULLE zegt dat het verdrag van 1935 niet is geratificeerd, maar dat niet alles er in slecht was. Het bevatte punten die nu niet op de agende staan. Bijvoorbeeld: een reeks bepalingen van dit pact zijn onderworpen aan de clausules van het Handvest van de Volkenbond. Dat past niet in ons tijdsgewricht. Maar toch was het pact zelf niet slecht. Dat is de mening van de Franse regering. De Gaulle vraagt wat de Sowjet-regering daarvan vindt. | |
[pagina 516]
| |
STALIN merkt op dat het pact van 1935 niet slecht was, maar dat het niet is toegepast. MOLOTOW zegt dat de geschiedenis van dat pact ons een les voor de toekomst heeft geleerd. STALIN zegt dat deze oorlog, die zo hard is én voor de Sowjet-Unie én voor Frankrijk, ons veel heeft geleerd’Ga naar eind5).
En dús zonder meer een Sowjet-Frans pact van vriendschap en bijstand? Zo eenvoudig ging dat niet. De Gaulle meende van wel: had niet Moskou in 1942 met Churchill en in 1943 met Benesj een soortgelijk pact gesloten? Maar wanneer de Russische en Franse staatslieden elkaar de volgende dagen andermaal ontmoeten, blijkt, dat Stalin De Gaulle nadrukkelijk de gedachte van een Frans-Engels-Russisch accoord voorhoudt in plaats van een afzonderlijk Frans-Russisch. Naar uit de in 1957 gepubliceerde briefwisseling tussen Churchill en Stalin blijkt, had laatstgenoemde zijn Britse collega diens oordeel gevraagd over De Gaulles wens tot een bilateraal pact: ‘Het zal moeilijk zijn om te weigeren. Maar ik zou Uw mening hierover willen weten. Hoe denkt U hierover?’Ga naar eind6). Stalins missive is gedateerd 2 december 1944. Dat was dezelfde dag als waarop het hierboven geciteerde onderhoud in Moskou plaats had. Churchill antwoordde, gedateerd 5 december 1944, dat hij geen enkele bezwaar zag in een Frans - Russisch bijstandspact, analoog aan dat met Engeland. ‘Integendeel beschouwt Zijne Majesteits Regering een dergelijk verdrag als wenselijk en als een nieuwe, extra schakel tussen ons allen.’ Maar Churchill laat daar op volgen, dat hij het net als Moskou zó ziet, ‘dat het allerbeste zou zijn, indien wij gedrieën een driemogendhedenverdrag zouden sluiten, dat het bestaande verdrag tussen Engeland en de SU met alle mogelijke (in de Franse vertaling: “enkele”) verbeteringen zou omvatten. Op deze wijze zouden de verplichtingen van ons allen gelijk worden en met elkaar verbonden zijn. Wilt u mij laten weten, of u, zoals ik hoop, hiervoor iets voelt? Beide zouden wij natuurlijk de Verenigde Staten op de hoogte moeten stellen’Ga naar eind7). Stalin antwoordt op 7 december - de dag na het tweede en vóór het derde onderhoud met De Gaulle - dat hij | |
[pagina 517]
| |
en zijn collega's ‘het eens zijn met uw suggestie, dat een driemogendhedenverdrag tussen Engeland, Frankrijk en de Sowjet-Unie, met verbeteringen..., de voorkeur zou verdienen. Wij hebben De Gaulle een driemogendhedenverdrag voorgesteld, maar tot nu toe nog geen antwoord ontvangen’Ga naar eind8).
Inderdaad, zo blijkt uit de weergave van het gesprek tussen de Russen en de Fransen op 6 december 1944, was er geen definitief Frans antwoord op deze suggestie van 2 december. Maar er blijkt nog iets geheel anders: de discussie van 6 december over een pact had voor een groot deel betrekking op de geruchten, die men in Moskou had opgevangen over plannen tot een ‘westelijk blok’, nadat De Gaulle de Poolse kwestie had aangesneden: ‘Na een pauze zegt Stalin dat hij zou willen vragen, wat het westelijke blok is en wat dat betekent. DE GAULLE antwoordt dat hij niet zo precies begrijpt waarover maarschalk Stalin het wil hebben. De pers heeft veel geschreven over het westelijke blok, en de betekenis die maarschalk Stalin aan dat vraagstuk toekent, is hem, De Gaulle, niet duidelijk. Na er op te hebben gewezen dat Frankrijk een vasteland-mogendheid is, zegt De Gaulle, dat Frankrijk door de ervaringen van de huidige en de vorige oorlog weet, hoezeer Europa één geheel vormt... Alle Europese staten zijn staten van een zelfde vasteland en iedere gebeurtenis die één staat betreft, raakt, al was het maar indirect, de belangen van alle andere staten. Men kan Europa niet in stukjes hakken. Dat weten de Fransen zeer wel. De geschiedenis heeft aangetoond, dat het niet mogelijk is hetzij een westelijk blok, hetzij een oostelijk blok, een zuidelijk blok of een noordelijk blok te creëren’Ga naar eind9). Deze laatste zinsneden kan de lezer anno 1966 slechts met een mengsel van nieuwsgierigheid, ironie, pikanterie én verrassing tot zich nemen. Want is daar niet reeds het ‘Europe des patries’ van ‘Noordzee tot Oeral’ tegenover het ‘blokken-Europa’? Men zal misschien tegenwerpen, dat het ‘Europe des Patries’ zich tegen de na 1945 gegroeide ‘supra-nationale integratie’ van het Westen keert, waar einde 1944 toch nog geen sprake van was. Maar NAVO, | |
[pagina 518]
| |
EEG en Benelux zijn geen uitvindingen van na de oorlog geweest; de toen begonnen Atlantische en Westeuropese blokvorming had de befaamde ‘Russische (c.q. bolsjewistische, communistische) dreiging’ slechts nodig als oorzakelijk voorwendsel; bewust is die blokvorming, als voortzetting van vooroorlogse stromingen en pogingen, reeds tijdens de geallieerde oorlogvoering tegen Hitler door leidende kringen in Washington en Londen voorbereid. De Gaulle, zo blijkt ook uit zijn memoires, heeft Europa altijd open en onbegrensd door bloklijnen willen zien. Hij kende zijn anglo-amerikaanse pappenheimers. Nu is het boeiende, tegelijkertijd tegenstrijdige, in de gebeurtenissen van die eerste december-dagen van 1944, dat Londen en Moskou allebei de voorkeur gaven aan een driemogendenhedenverdrag met Parijs, maar zulks om geheel verschillende redenen; en dat De Gaulle daar niets van wilde weten; om dezelfde redenen, mag men aannemen, die Churchill tot een pro-standpunt bewogen. Churchill wilde duidelijk reeds op dát moment een zodanige alliantie, dat Frankrijk geen eigen buitenlandse politiek zou kunnen voeren. (Gesteund door Roosevelt? Die maakte op 7 december 1944 geen enkele toespeling op de wenselijkheid van een drie-mogendhedenverdrag, in zijn antwoord aan Stalin die hem op 2 december dezelfde vraag had voorgelegd. Waarschijnlijk voelde de Amerikaanse president weinig voor al te nauwe Europese bindingen tussen Oost en West onder Brits-Russische leiding).
Dat Stalin eveneens voor een driemogendhedenverdrag voelde, laat zich op zijn beurt weer gemakkelijk verklaren uit de wens, de afzonderlijke westelijke blokvorming (uiteraard mét de USA!) zoveel mogelijk tegen te gaan. Maar hij maakte er geen halszaak van. Churchill en Roosevelt konden hem en De Gaulle tenslotte niet beletten - zelfs niet ontraden -, een wederzijds bijstandsverdrag te sluiten. En De Gaulle liet in het vervolg van zijn hierboven geciteerde verklaring duidelijk blijken, evenmin iets te voelen voor het door Stalin afgewezen westelijke blok: ‘De voornaamste kwestie die thans de gehele wereld bezighoudt, is de Duitse kwestie. Daarom kan men zeggen dat het enige blok dat in Europa bestaat en kán bestaan, het | |
[pagina 519]
| |
blok is van de staten die geen Duitse aanval wensen. De Fransen doen het eerste voorstel in die geest aan de Sowjet-Unie, hoewel zij onmiddellijke buren bezitten in België, Italië, Zwitserland, Spanje, Luxemburg en Engeland. Zonder enige twijfel zal Frankrijk accoorden van goede nabuurschap sluiten met Engeland, en ook met België en Luxemburg. Mogelijk zal het ook eens een accoord met Italië sluiten. Maar zulke accoorden vormen niet een blok’Ga naar eind10). Stalin, die ook blijkens dit gesprek een knap diplomaat was, verontschuldigt zich, dat hij een zo ‘oppervlakkige vraag’ heeft gesteld en daarmee De Gaulle nog wel ‘in een moeilijke situatie’ heeft gebracht: ‘DE GAULLE zegt, dat hij de vragen ván maarschalk Stalin allerminst als oppervlakkig beschouwt en voegt er aan toe, dat er wat de kwestie van het blok betreft, ook andere meningen bestaan. MOLOTOW wijst er op, dat de Belgische eerste-minister Pierlot bijvoorbeeld heeft verklaard dat het westelijke blok bestaat. DE GAULLE zegt dat hem dat niet bekend is. STALIN zegt dat hij er evenmin kennis van draagt. Vandaar dat hij die vraag aan De Gaulle had gesteld, veronderstellend dat die op de hoogte was.’ Waarop De Gaulle omstandig uiteenzet, hoe nodig het is dat België verdragen heeft met Engeland en met Frankrijk, dat Frankrijk ook economisch met België zal blijven omgaan, ‘maar dat dat nog geen blok is.’ ‘STALIN zegt, dat naar zijn mening Frankrijk een hecht defensief militair verbond moet hebben met zijn buren en dat dit een belangrijk element van veiligheid zal zijn voor Frankrijk tegenover Duitsland.’
En dan barst de knop van De Gaulle pas goed uit: ‘DE GAULLE zegt, dat hij wil terugkomen op de kwestie van het blok. Hij zegt dat Bidault een publieke verklaring heeft afgelegd, waarin hij te kennen gaf dat Frankrijk de vorming van een westelijk blok niet wenst, dat de Engelsen het nooit aan de Fransen hebben gevraagd en dat zij, wat hun betreft, het nooit aan de Engelsen hebben voorgesteld. De Gaulle zegt dat naar zijn mening het blok Moskou - Parijs - Londen wezenlijk een Europees blok zal | |
[pagina 520]
| |
zijn. De rest zal allemaal bestaan uit economische en strategische accoorden tussen verschillende landen, van locale aard. De Gaulle zegt dat men, wanneer men de geschiedenis van dit probleem bestudeert, vaststelt dat het enige blok dat in Europa heeft bestaan, het Duitse blok is... Men kan niet zeggen, dat er geen pogingen zullen worden gedaan om dergelijke blokken (als de Triple Alliantie en de As) te doen herleven. En daarom zijn de Fransen voorstanders van een blok met Engeland en de Sowjet-Unie. De Gaulle zegt dat de Fransen de voorkeur geven aan een dergelijk blok boven enig ander en van oordeel zijn dat dit het enig mogelijke is’Ga naar eind11). Als hij dat eenmaal heeft geventileerd, antwoordt Stalin dat een Sowjet - Frans accoord binnen enkele dagen rond zal zijn. Inderdaad wordt het op 10 december getekend.
Maar daar gaat een laatste dag van besprekingen (op 8 december), aan vooraf, en dan blijkt, dat De Gaulle zijn instemming met een ‘blok Moskou - Parijs - Londen’ zeer bepaald heeft gezien als primair een alliantie van de twee eerstgenoemden, pas later te verlengen naar het Britse eiland. Als onmiddellijke naburen van Duitsland ‘kunnen Frankrijk en de Sowjet-Unie worden aangeduid als de eerste verdieping van de veiligheid. De tweede verdieping is Engeland. Engeland heeft zich (bij een Duitse dreiging) nooit gehaast, omdat het een koloniaal rijk is en omdat zijn bevolking een speciale mentaliteit heeft. Engeland is altijd ten tonele verschenen wanneer Duitsland al vocht, wanneer het te laat was voor de mogendheden die zich op de eerste verdieping bevonden. Na de oorlog en na het verdrag van Versailles heeft Frankrijk gehandeld in overleg met Engeland teneinde zijn veiligheid te verzekeren. Het resultaat was dat in deze oorlog Engeland taai en krachtig heeft gestreden, maar zulks na te hebben gedraald bij het nemen van maatregelen van belang... Engeland haast zich nooit en toch is de veiligheid soms een zeer dringende aangelegenheid. STALIN zegt dat het een feit is, dat de Britten geen dienstplicht hebben, en ook geen permanente militaire kaders. Engeland bereidt zich langzaam voor en dit keer | |
[pagina 521]
| |
heeft het zijn troepen zelfs op de been gebracht in de loop van de oorlog. De Sowjet-Unie en Frankrijk hebben staande legers en daardoor zijn ze altijd klaar’Ga naar eind12). De Gaulle moet hebben gestraald van genoegen, en vond het toen kennelijk het juiste moment om over ‘de derde verdieping’ te beginnen, de USA: ‘vóór de Verenigde Staten zich op weg begeven, heeft de oorlog alle tijd gehad om zich uit te breiden. Deze keer zijn de V.S. in oorlog gegaan, toen Frankrijk al buiten gevecht was, Hitler Rusland was binnengetrokken en Engeland zich aan de rand van de ondergang bevond’Ga naar eind13). - Opnieuw en nog wat scherper verwijten aan het adres van Londen: het heeft ‘overal belangen en altijd wrijving met Frankrijk en Rusland, wrijvingen die op een gegeven dag de toestand kunnen compliceren, en die kunnen veroorzaken dat Engeland niet de noodzakelijke beslissingen neemt. Dat is een feit. Tussen U en ons, vervolgt De Gaulle, is er nergens ook maar één meningsverschil en wij hebben de zelfde belangen met betrekking tot Duitsland’Ga naar eind14).
De Franse minister-president is niet te stuiten, prijst beide landen als ‘krijgshaftig’ en zegt dan onomwonden: ‘Als maarschalk Stalin meent dat tegelijkertijd een accoord met Engeland moet worden gesloten, zal dit betekenen dat in de toekomst de noodzakelijke en dringende maatregelen niet bijtijds zullen worden genomen. Wat Frankrijk betreft, het pact met Engeland is een zaak van de lange adem. De Fransen hebben moeilijkheden met Engeland in het Midden-Oosten en ze zullen die wellicht ook nog krijgen in het Verre Oosten, want daar moeten ook kwesties worden geregeld. De Fransen kunnen niet precies zeggen, wat de politiek van Engeland ten aanzien van Duitsland zal zijn. De Fransen kennen de politiek van de Sowjet-Unie en hebben aan de leiders van de Sowjet-regering hun politiek uitgelegd met betrekking tot Duitsland. Maar zij kennen niet de Engelse politiek ten aanzien van Duitsland en het is weinig waarschijnlijk, dat de Engelsen zelf met zekerheid kunnen zeggen wat die zal zijn.’ Stalin neemt het deels voor de Engelsen op, maar De Gaulle zegt, dat deze na een oorlog altijd goed tegen Duitsland beginnen en dan weer verslappen. ‘Dat is waar’, | |
[pagina 522]
| |
zegt Stalin, léésbaar met een gezicht dat zijn naam eer aandeed, maar nu zullen Londen en ook Washington toch wel begrepen hebben, dat zij alleen maar weer te lijden hebben van de Duitse industriële concurrentie als ze niet van de gelegenheid gebruik maken om de Duitse industrie ‘te vernietigen’. ‘Des te beter als het zo zal gaan’, zegt DE GAULLE, ‘maar als het nu eens niet zo is? Zal Engeland over tien jaar net zo vastbesloten zijn als nu?’ STALIN zegt dat ieder land zijn eigen kracht moet bezitten en op zijn eigen leger moet rekenen. Stalin zegt, toe te geven dat Frankrijk en Rusland elkaar beter moeten verstaan dan de anderen, omdat ze de eersten zijn die de klappen krijgen. Zij moeten elkander nader staan dan de andere landen’Ga naar eind15).
Alles lijkt vlot in de richting van het bilaterale pact te zullen gaan - Stalin merkt o.m. nog op, dat Frankrijk daardoor een ‘100% zelfstandige politiek’ zal kunnen voeren -, maar dan komt er tóch weer het dispuut over de Britse deelneming in zo'n pact. Stalin zegt, dat het ‘moeilijk is de oorlog zonder Engeland te winnen. De derde verdieping (de USA dus! - K.) speelt óók een belangrijke rol.’ Maar De Gaulle houdt vol: geen driemogendhedenpact; bilaterale verbintenissen! En dan deelt Stalin De Gaulle mede, dat hij er juist de afgelopen dagen met Churchill over heeft gecorrespondeerd; dat die óók een driemogendhedenpact wil, liever dan een bilateraal Frans - Russisch. Maar De Gaulle blijft het afwijzen, voornamelijk ‘omdat de Fransen niet weten wat de werkelijke houding van Engeland tegenover Duitsland is.’ Stalin zaagt nog wat door, omdat hij, naar hij zegt, niet later met Churchill gezeur wil krijgen over het pact met Parijs. En dan verschijnt plotseling ook uit Stalin's mond de kwestie, die de verhouding tussen de geallieerden meer en meer was gaan bederven, in volle duidelijkheid ten tonele: de Poolse kwestie. De Sowjet-premier merkte jegens De Gaulle op: ‘Laten de Fransen ons een dienst bewijzen en wij hun. Polen is een bestanddeel van onze veiligheid. Drie dagen geleden hebben wij met de Fransen over die kwestie gesproken. Laten de Fransen een vertegenwoordiger van het Poolse Nationale Bevrijdingscomité (in Lublin) te | |
[pagina 523]
| |
Parijs ontvangen, en wij zullen het bilaterale verdrag tekenen. Churchill zal de smoor in hebben, maar wat valt daar aan te doen?’Ga naar eind16). In de Sowjetrussische documenten over de Moskouse besprekingen van december 1944 vindt men niet de weerslag van het uitvoerige vervolg-verhaal dat De Gaulle zelf in zijn memoires aan deze Poolse kwestie wijdt. Formeel is dat wel begrijpelijk, want volgens De Gaulle is de ontknoping van zijn geschil met de Russische leiders hierover pas in de vroege morgen van 11 december 1944 gekomen, na de eigenlijke besprekingen en nadat de Franse premier het gala-diner met Stalin c.s. om 2 uur 's nachts had verlaten zónder dat besloten was tot het tekenen van een pact. Stalin, aldus De Gaulles versie, was toen zódanig van de Franse houding geschrokken, dat al om 4 uur de zaak van het pact rond was zónder erkenning van het Poolse bewind te Lublin door ParijsGa naar eind17). Dat laatste is ook al weer formeel juist, maar niet vergeten mag worden, dat De Gaulle, na eerst (19 december) een delegatie van de rode Polen onder leiding van Bierut op hun verzoek te hebben ontvangen, tenslotte toestemde in de gelijktijdige mededeling bij de ondertekening van het pact met Stalin, dat ‘commandant Fouchet in Lublin is aangekomen’Ga naar eind18). Hetgeen betekende, dat Frankrijk en Lublin vertegenwoordigers uitwisselden, een niet geringe ontwikkeling op een moment, dat Stalin, Churchill en Roosevelt scherpe brieven met elkaar wisselden over de Poolse kwestie en de posities van de beide Poolse groepen in Londen en Lublin. Ongetwijfeld heeft De Gaulle juist in Moskou begrepen, dat de bevrijding van Polen door de Sowjetlegers alleen maar kon leiden tot de definitieve bevestiging van het voorlopige bewind van Lublin. Bovendien - en ook dat is actueel van belang! - hebben voorgangers van De Gaulle in de jaren tussen de beide wereldoorlogen evenmin geaarzeld, Polen nadrukkelijk bij een systeem van collectieve veiligheid met Moskou tegen Duits revanchisme in te begrijpen. Parijs heeft altijd minder moeite gehad om zich aan te sluiten bij Oosteuropese bondgenootschappen van kracht en bijstand dan bijvoorbeeld Londen. (Men leze ook De Gaulles opmerkingen over dit onderwerp tijdens zijn gesprek met Stalin c.s. op 6-12-'44). | |
[pagina 524]
| |
Evenals in de huidige situatie heeft De Gaulle anno 1944 kennelijk geen behoefte gehad, zijn conflicten met de Engelsen en de Amerikanen tot in de uiterste consequenties op de spits te drijven. Lublin werd de jure niet erkend, de facto wel; de DDR is thans deze laatste erkenning niet in de vorm van een politieke vertegenwoordiger te beurt gevallen, zoals Lublin toen; maar reeds aan het einde van het bezoek van Gromyko vorig voorjaar aan Parijs, was uit een verklaring van de Quai d'Orsay gebleken, dat de Fransen uitgaan van het bestaan van twee Duitse staten. De Gaulle zal zeker ook Bonn nu niet de allerlaatste klap op het zo uiterst kwetsbare hoofd willen geven, nu zich aldaar o.m. bij monde van Adenauer c.s. steeds duidelijker anti-Amerikaanse tendenzen aftekenen; en Washington niet, nu De Gaulle al met de Sowjet-leiders een zo duidelijk gemeenschappelijk afwijzend standpunt in de kwestie-Vietnam heeft geformuleerdGa naar eind19).
Men onderschatte ook in het recente verleden waarover wij hier schrijven, de tegenstelling tussen De Gaulle en Washington niet. Het waren de Amerikanen, zo zegt De Gaulle onomwonden in zijn memoires, die hem van de conferentie in Yalta in februari 1945 weerden, nog niet eens in de eerste plaats de Britten. Stalin kende uiteraard ook dit inter-geallieerd conflict op zijn duimpje; tijdens de laatste formele zitting van beide delegaties vertrouwt de Sowjet-premier zijn Franse collega dan ook toe, ‘dat wij onenigheid hebben gehad met Engeland en Amerika over het Franse Nationale Comité wat betreft de vraag of men het moet beschouwen als een regering of niet. Er zijn belangrijke meningsverschillen geweest. DE GAULLE zegt, dat hij de indruk heeft dat Stalin dat spel heeft gewonnen. STALIN geeft toe dat hij heeft gewonnen. Als men speelt, doet men dat om te winnen. Maar Frankrijk zal er nog meer bij winnen’Ga naar eind20).
Het pact wordt getekend, en De Gaulle verklaart op 21 december 1944 voor het voorlopige Franse parlement: ‘Zowel voor Frankrijk als voor Rusland betekent vereend te zijn, sterk zijn; gescheiden zijn: zich in gevaar bevin- | |
[pagina 525]
| |
den. Dat is inderdaad zo als een categorische imperatief der geografie, der ervaring en van het gezonde verstand’Ga naar eind21). Zonder af te dalen (of op te stijgen) naar zijn verdiepingen, stelt ook hier De Gaulle vast, dat de veiligheid in Europa primair een zaak van Frankrijk en de USSR is, met daarachter Engeland en Amerika; die voor een duurzame vrede in de gehele wereld onmisbaar worden genoemd.
Tot zover de geschiedenis van 22 jaar geleden. Er is sindsdien zeer veel gebeurd; met enige schaamte zet men dit zinnetje als een afschuwelijke platitude op papier. Maar is het juist in het licht van die formidabele en algemeen besefte veranderingen in de wereld sinds einde 1944, niet des te frappanter, hoezeer zich nu vergelijkingen met de hier behandelde periode opdringen? Na het recente bezoek van De Gaulle aan Moskou - dat met dezelfde oogkleppen op door de ‘pro-atlantische’ Nederlandse en verdere westeuropese pers is verslagen als de andere zelfstandigheidsactiviteiten van de Franse president - is zijn premier Pompidou naar Londen gereisd. In het Algemeen Handelsblad van 7 juli j.l. leest men: ‘Tijdens het anderhalf uur durende eerste onderhoud tussen de Franse en de Britse premiers en de Franse en Britse ministers van buitenlandse zaken legden de Britten voortdurend de nadruk op de noodzaak van Europese integratie (ja, ja, die insulaire Engelsen plotsklaps! - K.), terwijl de Fransen steeds het bilaterale karakter van de besprekingen van generaal De Gaulle in Moskou op de voorgrond stelden. De Britse ministers begonnen met het onderwerp van Europese samenwerking om internationale spanning te verminderen en de Britse minister van buitenlandse zaken Stewart herhaalde, wat hij op de Natoconferentie in Brussel over de wenselijkheid van een algemene verklaring van principes had gezegd. Maar de Fransen zeiden, dat generaal De Gaulle in Moskou met bilaterale besprekingen meer had bereikt. Op het punt van ontwapening kwam men evenmin verder en Vietnam werd niet eens meer ter sprake gebracht... Wegens het aan de dag gekomen verschil in aanpak van het Frans-Britse overleg moet de Franse premier ironisch hebben gemopperd, dat hij niet begreep waarom de Britten hem hadden uitge- | |
[pagina 526]
| |
nodigd naar Londen te komen.’ Sinds 1945 is in West-Europa en overzee-westwaarts de ‘integratie’ gepredikt onder de drukkende macht van de dollar en zijn A-bom-monopolie. De Gaulle heeft dat niet als actief en verantwoordelijk uitvoerend staatsman meegemaakt. Reeds in april 1947 verbood de toenmalige socialistische premier Ramadier aan De Gaulle, van de radio gebruik te maken voor politieke toespraken, nadat de in 1946 afgetreden premier-generaal tijdens een herdenkingsplechtigheid had verklaard, dat ‘de dag zal komen, waarop de overgrote meerderheid der Fransen weer één zal worden voor het heil van Frankrijk, na vaarwel te hebben gezegd aan het huidige steriele spel, waardoor de staat zijn aanzien verliest’Ga naar eind22). Twaalf jaar later stierf deze Vierde Republiek en werd De Gaulle aan de macht geholpen door Franse belangengroepen, die in ieder geval Washington en NAVO-integratie niet als een verdere basis aanvaardden voor hun eigen doeleinden. Men kent de ontwikkeling van de gaullistische buitenlandse politiek tot op heden. We kennen nog niet de verslagen van de besprekingen (bilateraal!), die De Gaulle dit jaar in Moskou met de opvolgers van Stalin heeft gevoerd. Wel wijst alles er op, dat aan Sowjet-zijde De Gaulle onder de huidige wereldverhoudingen wordt beschouwd als de meest belovende regerende kracht binnen het westelijke kapitalisme, waar het de organisatie van de collectieve veiligheid in Europa tegen Duits-Amerikaans drijven geldt, en waar het de opening naar oplossingen voor crises in andere werelddelen betreft, Vietnam voorop. Men mag daarbij uiteraard niet vergeten, dat De Gaulle hierbij optreedt namens het overgrote deel van het volk welks president hij is, de 30% communistische kiezers zeer nadrukkelijk inbegrepen, hoe krachtig de C.P.F. zich ook met overig links tegen de reactionaire politiek van de ‘pouvoir personnel’ keert. Ook in dat opzicht denkt men licht aan 1944, toen de communisten deel uitmaakten van zijn kabinet.
Het Frans - Russische verdrag van 1944 is in 1956 door Moskou geannuleerd, evenals zijn verdrag met Londen. Toen Frankrijk, na verwerping van de Europese Defensie Gemeenschap in 1954, vervolgens toch de Westduitse her- | |
[pagina 527]
| |
bewapening bekrachtigde via de Accoorden van Londen en Parijs, trokken Chroestsjow c.s. de enig mogelijke conclusie. Maar ook dat is al weer tien jaar geleden, en de consequentie van die EDG 2-accoorden, van Bonns integratie in de NAVO tot de nucleaire drempel toe, is thans zeer velen duidelijk, die zich toen nog illusies wilden maken. Heeft De Gaulle tot die illusionisten behoord? Het is niet bekend. Zij, die hem menen te kennen, ontkennen het. Zij ontkenden dat zelfs, toen in de winter van 1963 De Gaulle met Adenauer zijn ‘as’ sloot: tot dusverre een even dode letter als het pact met de USSR van Laval uit 1935 en van Bidault uit 1944. De Franse buitenlandse politiek kent alle klippen. Die der Sowjet-Unie, weldra 50 jaar oud, niet minder. Maar gebleven is de ‘categorische imperatief der geografie, der ervaring en van het gezonde verstand’. De Oder-Neisse-grens, de Curzon-linie als definitieve grenzen van het nieuwe Polen, vonden reeds in 1944 bij De Gaulle zonder voorbehoud aanvaarding; hij is nog altijd de enige westelijke regeringsleider, die haar herhaalt, óók nu Bonn inmiddels méér dan hersteld is van de klap die Berlijn tijdens Hitler heeft gekregen. Mag men zeggen: juist nu?
Het lijkt gepast, onze beschouwing af te sluiten met hetgeen de in de aanvang geciteerde Sowjet-historica Tsybina haar lezers als slot bij publicatie der gepubliceerde documenten in 1959 meegaf; zij schreefGa naar eind23): ‘Hoe kan men er in zijn herinnering aan voorbijgaan, dat de dorst tot toenadering jegens de Duitse militairisten en revanchisten die zich vóór de Tweede Wereldoorlog van de anti-Sowjet-politici in Frankrijk meester heeft gemaakt, tot de nederlaag van Frankrijk heeft geleid en dat Frankrijks wedergeboorte alleen mogelijk is geweest dankzij de historische overwinningen van de Sowjet-Unie; het land, dat bepaalde politieke kringen vóór de oorlog met zoveel hardnekkigheid voorstelden als “een gevaar”. Degenen die belast zijn met de verantwoordelijke taak, leiding te geven aan de Franse politiek, zouden dat niet dienen te vergeten. Men mag hopen, dat het gezonde verstand van het Franse volk en het realisme waarvan gedurende de oorlog | |
[pagina 528]
| |
talloze Franse persoonlijkheden, in het bijzonder generaal De Gaulle, blijk hebben gegeven, het zullen winnen. De geschiedenis mag zich niet herhalen. Men moet haar lessen weten te verstaan.’ |
|