worden, wordt de functie van de tolk, weer tot klank brenger, groter. Iedereen kan de marktberichten betrouwbaar voordragen, maar slechts weinigen een gedicht. De meesten zal het wel lukken moe-d'r-enzovoort aan de piano te ontlokken, maar slechts zeer enkelen krijgen er muziek van Bartók uit.
Communiceren via tekens op papier (abstract communiceren) geeft aan de woorden- of notenlezer en vertolker, vergeluidmaker, een grote interpretatieve variatiemogelijkheid. Dat impliceert een groter kans op misverstanden, dan bij concreet communiceren, waarbij het geluid zonder tussenmiddelen direct van de menselijke zender naar de menselijke ontvanger gaat. Een geschrift wordt immers pas iets op het moment dat iemand het gaat bekijken. Dat is het moment waarop een woordenstroom van de taalproducent naar de taalconsument tot stand komt. En omdat daarbij eerst de geluidentaal gecodeerd en later weer gedecodeerd wordt is de kans op afwijkingen aanzienlijk.
Soms vraag ik me af of bij volken, waar men woorden, verhalen en gezangen om ze te verduurzamen in het eigen lichaam, in de herinnering, opneemt en dus direct doorgeeft, het aantal afwijkingen en misverstanden geringer is.
Wanneer een lied van mens naar mens naar mens gaat gebeurt er dan niet iets wezenlijks anders dan wanneer een lied van mens naar papier naar mens naar papier geleid wordt?
Zeg niet dat het geheugen een onbetrouwbaar ding is. Dat papier alles juist zo nauwkeurig vastlegt.
Walvissen bijvoorbeeld hebben millennia geleden over het land gelopen. Toen zijn zij het water ingedoken. Sedertdien kregen ze steeds betere vinnen, maar hun bekken en poten, die helemaal niet meer werden gebruikt (en tevoren toch héél betrouwbaar waren) degenereerden tot een klein, zinloos stukje bot, dat los in hun lijf hangt. Zo is het ook bij de mens, sedert hij zich op papier voortbeweegt, is het geheugen geworden tot een klein en zinloos, los in het lichaam hangend orgaantje. Het werd niet meer gebruikt, dus verschrompelde het als een verlamde ledemaat.
Zo ook slaan wij, sedert het KNMI er is, geen acht meer op onze huid en haren, die ons inlichten over de vochtigheid in de lucht en daarmee over de kans op regen.