De Nieuwe Stem. Jaargang 21
(1966)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 365]
| |
B. Landheer
| |
[pagina 366]
| |
wereld een absolute is. Deze wijze van denken lijkt niet gerechtvaardigd: communisme en kapitalisme zijn ideaaltypen, die zich in de werkelijkheid in veel gedifferentieerde vormen voordoen, die ook overgangsvormen tonen. Bovendien streven zowel kapitalisme als communisme naar een ‘industrial society’ en men kan met een gerust geweten poneren dat de ‘industrial society’ van de toekomst noch zuiver kapitalistisch, noch zuiver communistisch zal zijn. Integendeel, men kan betogen dat zowel de kapitalistische als de communistische maatschappij verschijningsvormen van de ‘industrial society’ zijn, waarbij het communisme een latere fase is en allicht sterker zal doorwerken op de toekomst, maar in een minder absolute vorm. Het feit echter, dat zowel Amerika als Rusland in een machtsconflict gewikkeld zijn, maakte de antithese tot een absolute. Dit verklaart ook de afwijzende houding van de Verenigde Staten ten opzichte van China, omdat door de overgang van China het machtspotentieel van het communisme, vooral voor de toekomst, enorm verhoogd wordt, terwijl Amerika een grote potentiële markt verloor, die zijn economische machtspositie anders zeker tot in een verre toekomst geconsolideerd zou hebben. Ook hier echter weer het machtsconflict van twee landen aan de Stille Oceaan, die zeer sterk de bedreiging van de ander voelen. De macht van Amerika is een realiteit; de macht van China is eerder potentieel, en dit verklaart misschien, waarom China zo luid op de revolutionaire trommel slaat en zijn rol van ‘fâcheux troisième’ op zo'n handige wijze speelt. Men zou zich af kunnen vragen, waarom China de mogelijkheid van een machtsevenwicht niet aangrijpt om tot een volledige en ongestoorde machtsontwikkeling te komen. In de eerste plaats echter is het idee van een evenwichtspolitiek ‘made in the U.S.A. and the U.S.S.R.’ en zou China reduceren tot de rol van de tweede mogendheid in de communistische wereld en tot een derde of vierde rang in de wereld in haar geheel. Of dit realiter zo onacceptabel zou zijn, moge in het midden gelaten worden, maar China heeft het revolutionaire elan van een eigen communisme nodig om zijn bin- | |
[pagina 367]
| |
nenlandse ontwikkeling te blijven forceren. Men ziet dit in zo veel gevallen: een dreiging van buiten, gefingeerd of werkelijk, wordt gebruikt als cohesie-middel in landen, waarin anders binnenlandse spanningen gemakkelijk naar de oppervlakte zouden komen. Een zeer duidelijk voorbeeld hiervan is de kwestie Vietnam. Indien er een werkelijk machtsevenwicht tussen de U.S.A. en de U.S.S.R. zou ontstaan, zou het waarschijnlijk mogelijk zijn tot een compromis in de kwestie Vietnam te komen. Dit is echter de invloedssferen van Oost en West stabiliseren, en dit zou de verdere machtsontwikkeling van China verhinderen. China poogt derhalve de U.S.S.R. te brandmerken als verrader van het communistische kamp indien zij Noord-Vietnam niet helpt, terwijl het zelf beweert geen steun te kunnen geven, omdat het technisch en militair niet ver genoeg zou zijn. Deze zelfde factor verhinderde echter niet het ingrijpen in het conflict tussen India en Pakistan, wat voor de Sowjet-Unie bijzonder onaangenaam was. De Chinese strategie werkt echter: de Sowjet-Unie voelt zich verplicht steun aan Noord-Vietnam te geven en op deze wijze wordt een evenwichtspolitiek tussen de U.S.A. en de U.S.S.R. sterk bemoeilijkt, indien niet onmogelijk gemaakt. De reden daarvoor is, dat de oorlog in Vietnam verder gaat: aan de ene zijde is de Amerikaanse militaire macht de belangrijkste factoren; aan de andere zijde staan de Vietcong en Noord-Vietnam met een zekere hoeveelheid Russische hulp. Aangezien beide landen dus in een oorlogssituatie tegenover elkaar staan, is het zeker niet gemakkelijk om aan de conferentietafel tot een bevredigend gesprek te komen. In het geval Pakistan - India speelde China zijn troef ongetwijfeld te vroeg uit, waarop o.a. door The Economist werd gewezen. Indien het het conflict had willen aanblazen, had het moeten wachten tot het conflict zich verder ontwikkeld had. Nu schrokken beide partijen van de Chinese interventie, en dit is ongetwijfeld een factor geweest in het tot stand komen van een wapenstilstand, die echter geen vergelijk betekent, zodat het conflict ieder ogenblik opnieuw uitbreken kan. | |
[pagina 368]
| |
De expansionistische tendenties van China zijn een gegeven factor, maar welke expansie kan China teweeg brengen en tot welke prijs? De tweede vraag is, in hoeverre de Verenigde Staten een blijvende rol in Azië kunnen spelen zonder tot een oorlog met China te komen, en of het verstandig zou zijn een dergelijke oorlog te riskeren. Deze vraag is niet los te maken van de problemen van machtsprojectie en toekomstperspectief. Amerika is opgegroeid met het idee, dat het de leidende economische macht zou worden, omdat het zijn eigen systeem van de vrije economie in verbinding met een democratische staat als ‘second to none’ beschouwde. Deze ontwikkeling zou aan de wereld de ‘Pax Americana’ brengen als de natuurlijke opvolger van de Pax Britannica. Toen de atoombom uitsluitend Amerikaans bezit was, leek dit de stok achter de deur om recalcitrante landen tot inzicht te brengen. Van deze droom van de U.S.A. als leidende wereldmacht, ofschoon in het binnenland nog steeds een sterk motief, is weinig terecht gekomen. Rusland plaatste zich als ‘ebenbürtige’ wereldmacht naast de Verenigde Staten, met het systeem van een gebonden economie, het sine qua non voor een machtsontwikkeling van de Sowjet-Unie, die onder een open systeem nooit had kunnen plaatsvinden. Het is derhalve ook zeker geen toeval, dat het Marxisme, ontstaan in Duitsland, in Rusland tot staatsfilosofie verheven werd. Rusland kon zijn machtsprojectie niet verwezenlijken zonder zich tijdelijk van de wereld af te sluiten. Zijn gebonden economie leidde tot politieke macht eerder dan economische, terwijl deze ontwikkeling de Verenigde Staten noodzaakte hun politieke bovenstructuur sterk uit te breiden. In beide gevallen zijn techniek en industrie de basis van macht, en men ziet dit proces zich in het geval van China herhalen. Ook hier de afsluiting, maar de revolutie kon niet steunen op een niet-aanwezig industrie-proletariaat, maar moest zijn kracht zoeken in de agrarische sector, waar de miljoenen mensen te vinden waren die de revolutie nodig had. Daarna komt echter onmiddellijk de projectie van indus- | |
[pagina 369]
| |
triele macht, zonder welke nationale macht niet mogelijk is. De grootste landen van de wereld projecteren zichzelf derhalve als machtige industrie-staten: de Verenigde Staten, de Sowjet-Unie en China, terwijl andere landen en groepen van landen vergelijkbare projecties hebben. In het geval van de Verenigde Staten is de industriële macht een gegeven feit, maar deze macht heeft aspecten van over-ontwikkeling, omdat zij van den beginne af gericht is op een wereld-, maar niet op een regionale en meer beperkte rol. Men zou derhalve kunnen zeggen, dat er in de Verenigde Staten sprake is van een overdreven machtsprojectie en van een te ver doorgedreven technische en industriële macht, die niet voldoende gericht is op een harmonisch en evenwichtig waarde-systeem, dat in de individu tot uiting komt. De moderne industriële maatschappij wijst naar compromis- in plaats van machtsoplossingen, en deze compromistechniek, die in het binnenland toegepast wordt, is de enig mogelijke voor mondiale problemen. Het zou dus niet meer dan normaal zijn rekening te houden met de machtsontwikkeling van China en met een zekere invloedssfeer, hetgeen niet noodzakelijkerwijze zou betekenen, dat alle landen in deze invloedssfeer communistisch zouden worden. Niet alle landen in de Amerikaanse invloedssfeer zijn kapitalistisch en democratisch. Men kan echter niet ontkennen dat de slogan ‘Azië voor de Aziaten’ van deze tijd en van de toekomst is. Hoe Azië zijn eigen huis inricht, is dan min of meer zijn eigen zaak. De isolering van China heeft ongetwijfeld tot een zekere onevenwichtigheid geleid in de Chinese houding en tot een gebrek aan belangstelling voor de rest van de wereld, dat werkelijk beangstigend is. Fitzgerald in zijn The Chinese View of their place in the WorldGa naar voetnoot1) wijst erop, hoe bevreemdend het is, dat het Westen geen gebruik heeft weten te maken van de verwijdering tussen China en de Sowjet-Unie. ‘The American stand against China remains as rigid as it did in the days of Mr. Dulles, if less lucidly announced. Although the thesis supported by the former Secretary of State, that China was but the “instrument of international | |
[pagina 370]
| |
communism”, the tool of Russia, is manifestly disproved, no new policy has been adopted. It would seem that, as far as the West is concerned, China and Russia may quarrel to their hearts content, without provoking any move from the West’. De auteur meent, dat deze inertie voortspruit uit de rigoureuze afspraken met Tsjang-Kai-shek, die op het geloof berusten, dat het communisme op het vasteland geen stand zal houden. De opbouw van Formosa's militaire macht immobiliseert een gedeelte van de militaire macht van China, en deze politiek wordt door de Verenigde Staten vastgehouden. Het is een troef, waarmede nog in het recente verleden gedreigd is. Ook Amerikaanse auteurs, zoals Doak Barnett, hebben erop gewezen dat de niet-erkenning van China tegen het Amerikaanse belang ingaat, indien men althans compromissen als de enig mogelijke oplossingen beschouwt. Isolering verhoogt slechts het revolutionaire elan en het superioriteitsgevoel van China, dat zichzelf als de leidende mogendheid van Azië projecteert. Welke inhoud zou een compromis-politiek van het Westen ten opzichte van China kunnen hebben? Ongetwijfeld in de eerste plaats de volledige inschakeling van China in de Verenigde Naties en de andere internationale organisaties. Ten tweede een verhindering van escalatie in het Vietnam-conflict, dat de kiem van een algemene oorlog in zich draagt, waarvan de grote mogendheden zich bewust zijn. Of de tegenwoordige escalatie tot de conferentie-tafel zal leiden, zoals Amerika meent, is op zijn minst genomen twijfelachtig. Een politiek op lange termijn kan niet anders dan erop gericht zijn, dat de Aziatische landen hun eigen lot bepalen. Een toeneming van de nationalistische stromingen in Zuid-Vietnam kan in dit opzicht alleen gunstig werken. ‘If the revolutionary process now in train should somehow work itself out and, in so doing, produce a political balance arrived at by the Vietnamese themselves - a balance embodied in an institutional framework adapted to Vietnamese needs and realities and supported by the rising emotions of Vietnamese nationalism - then this revolution | |
[pagina 371]
| |
could eventually hold hope for more genuine stability and strength, than any South Vietnamese government has ever known. Its regeneration of the urban center could than somehow be carried outward to the provinces by a Saigon government able to enlist the support of rising nationalist sentiments - one with which the peasantry could identify its fortunes - the counter-insurgency program would be well launched on the road to genuine progress. In sum, if South Vietnam's real revolution does not destroy the country first, over the longer term it may prove the eventual undoing of Communist ambitions and produce a real national entity where none has heretofore existed’.Ga naar voetnoot1) De mogelijkheid van een stabiele, niet-communistische regering wordt derhalve niet uitgesloten geacht. Indien dit echter een terugtrekking van de Amerikaanse troepen zou betekenen, vraagt men zich af, wat er zou gebeuren, indien een dergelijke regering zich niet zou kunnen handhaven. Het is duidelijk dat een regeling voor Vietnam niet mogelijk is, indien er niet een modus vivendi met China aan voorafgaat. Deze zou alleen een mogelijkheid worden, als de escalatie plaatsmaakte voor de-escalatie, want het kenmerkende van de Vietnam-situatie is, dat geweld geen oplossing kan brengen. Dit zou slechts kunnen leiden tot een ingrijpen door China, wat een grote oorlog zou betekenen. Zou China bereid zijn tot een compromis-politiek? Op de basis van de doctrines van het Chinese communisme zou men geneigd zijn deze vraag ontkennend te beantwoorden. De communistische strategie is die van de voortgezette strijd, zoals tot uitdrukking gebracht door Mao Tse-tung. Deze strategie is gebaseerd op het geloof in het uiteindelijke sukses van voortgezette, voorzichtige en elastische agressie tegen de imperialistische landen, die verondersteld zijn geen besluitkracht en moed te bezitten.Ga naar voetnoot2) Deze strategie berust op het geloof in de superioriteit van de communis- | |
[pagina 372]
| |
tische taktiek, speciaal die van subversie in minder ontwikkelde landen. De Chinese expansie maakt alleen gebruik van militaire middelen in het geval van uiterste noodzaak, zoals in de Koreaanse oorlog en de aanvallen op de eilanden bij Formosa. China bezit echter eerder een belangrijke ‘nuisance value’ dan dat het als macht een directe bedreiging voor het Westen kan vormen. Zelfs de atoombom brengt hierin geen verandering, want in de voorzienbare toekomst zal China geen dreigingssysteem opbouwen dat dat van de U.S.A. en de U.S.S.R. zou evenaren. Bovendien kan men redelijkerwijze verwachten, dat naarmate China verder vordert op de weg naar de industriële revolutie het gematigder in zijn houding zal worden, zoals dit ook het geval geweest is met de Sowjet-Unie. Misschien is dit het punt, dat de houding van het Westen t.o.z. van China zou moeten bepalen. Indien men China tegemoet komt en het zo veel mogelijk inschakelt in het internationale verkeer, met andere woorden indien men er tracht toe bij te dragen, dat de Chinese industriële revolutie slaagt, kan men dan aannemen, dat de houding van China gematigder wordt? Indien men deze these niet aanvaardt, is de enige mogelijkheid met een verscherping van het conflict met China rekening te houden. De eerste these als de enig constructieve zou echter zeker een voorzichtige poging waard zijn. Vooral indien men in aanmerking neemt, dat de objectieve factoren voor het slagen van de industriële revolutie in China niet gunstig zijn. De verhouding tussen bevolking en grondstoffen zal in een latere fase van de evolutie ongetwijfeld een grote moeilijkheid blijven. De wereld heeft er geen belang bij, dat China blijvend in een situatie van onrust geplaatst zou worden. Een ‘open’ politiek van het Westen zou dus meer aanbevelenswaardig zijn dan een zuiver negatieve houding, die de evolutie van China uitsluitend als een bedreiging voelt. Volgens professor C.P. Fitzgerald's studie The Chinese view of foreign relations moet een scherpe onderscheiding gemaakt worden tussen de Chinese politiek ten opzichte | |
[pagina 373]
| |
van aangrenzende landen en gebieden en de politiek voor de wereld in haar geheel. In zijn betrekkingen met aangrenzende gebieden is China traditioneel-nationalistisch en slechts in beperkte mate beïnvloed door de communistische ideologie. De banden met Chinese bevolkingsgroepen in Zuidoost-Azië spelen een grote rol. Een ander China zou in dit opzicht waarschijnlijk een zelfde politiek volgen. Burma, Cambodja, Laos en Thailand spelen een zelfde rol als in het verleden. ‘It is no more essential to Chinese security that these countries be communist than it was in former times that they should be subservient. What is important is they should not fall under the control of a hostile Power. So if Burma is strictly neutral, Cambodia and Laos should be the same, and Indonesia and Malaya, so long as they join no hostile combination, such as SEATO, can be left alone. But China has made her presence felt and her power feared; between the alternatives of SEATO and non-alignment, all but Thailand have chosen the second.’Ga naar voetnoot1) In dit opzicht is het tegenwoordige China hetzelfde als de Middle Kingdom, en alleen buiten deze invloedssfeer krijgt de ideologie het overwicht over nationaal belang. Er was geen traditionele Chinese politiek voor West-Azië, Europa, Amerika, Afrika of het gebied van de Stille Oceaan. Hiervoor prevaleert de ideologie over traditie. De Verenigde Staten zijn een wereldmacht en China's vijand; zij moeten derhalve overal bestreden worden en zo veel mogelijk beziggehouden en zij moeten zo ver mogelijk van China worden weggehouden.Ga naar voetnoot2) Misschien is in dit betoog de factor nationalisme versus ideologie te scherp gesteld, maar in ieder geval zijn compromissen met het communisme denkbaar, zolang de invloedssfeer erkend wordt. In het communistische denken is ongetwijfeld het idee van de wenselijkheid van communistische satelliet-staten opgesloten, maar het is ook mogelijk dat China meent, dat landen, zoals Burma, Cambodja, Laos, Thailand, Indonesia | |
[pagina 374]
| |
en Maleisië eerder communistisch zullen worden als zij niet onder Chinese druk gezet worden. Indien men denkt in het kader van invloedssferen zou het secundair zijn, of de landen binnen deze invloedssfeer communistisch of niet-communistisch zouden worden. Het primaire is de erkenning van zulk een invloedssfeer als de onafwendbare machtsuitstraling van een groot land. De ontwikkeling van de atoombom heeft voor China ook zekere gevaren, omdat in een conflict met de Verenigde Staten dit land er eerder toe zou komen zijn nucleaire capaciteit te gebruiken. De atoombom is voorlopig hoofdzakelijk een prestige-factor die het aanzien van China in de Afro-Aziatische wereld verhoogt. Evenzeer dubieus is een soort van rassen-communisme, dat misschien propaganda-waarde heeft, maar niet een invloed van betekenis, zolang er geen grote factuele macht achter staat. Ook de projectie van China als leider van de arme landen heeft niet veel werkelijkheidswaarde, omdat ook dit niet duidelijk om te zetten is in iets, wat van waarde is voor de armere landen. Misschien geldt dit minder voor Afrika, waar China naar voren brengt dat zijn politieke, economische en sociale ontwikkeling als model speciaal geschikt is voor de Afrikaanse staten. China zou dichter bij deze landen staan dan de Sowjet-Unie die zich reeds in een vergevorderd stadium bevindt. ‘In het algemeen waren er twee gebieden waarop Peking zijn aandacht speciaal concentreerde nl. Noord-Afrika (Algerije, Marokko, Tunis en Egypte) en Mali, Ghana en Guinee al betekende dit geenszins, dat het de rest van dit werelddeel negeerde’.Ga naar voetnoot1) In de Suez-crisis bood China 280.000 vrijwilligers aan aan Egypte, hetgeen het echter ternauwernood tot uitvoering had kunnen brengen. In Algerije trainde China guerrilla-strijders, waarin het buitengewoon bedreven is. Ook de Stanley-regering in de Congo ontving steun, terwijl het voor een periode een zeer actieve propaganda onder de Moslems voerde. De daadwerkelijke steun in de vorm van schenkingen, | |
[pagina 375]
| |
leningen en technische hulpprogramma's is bescheiden geweest. De revolutie in Cuba werd door China gezien als een grote overwinning voor het radicale communisme. Hulp op vrij ruime schaal werd snel verdeeld.Ga naar voetnoot1) Men krijgt hetzelfde beeld: het radicale communisme volgens Chinees model heeft zekere kansen in de achtergebleven gebieden, maar de mogelijkheden voor daadwerkelijke hulp zijn beperkt. Het is logisch dat de sterk ideologisch georienteerde politiek van de Verenigde Staten bij de meeste Westerse landen slechts matige steun vindt. Engeland, Frankrijk, Nederland en andere Westerse landen hebben China erkend, en zijn zeker niet ongeneigd handelsbetrekkingen aan te knopen, waarbij men dikwijls terug kan vallen op oude en persoonlijke relaties. Handel met China is evenals vroeger nog steeds een kwestie van wederzijds vertrouwen. Comité's in een aantal Westerse landen, o.a. ook in Nederland, ijveren voor betere culturele betrekkingen met China. Wat zijn nu de conclusies voor de Westerse politiek ten opzichte van China? Dit is tenslotte iets, wat ons direct aangaat, terwijl de Chinese politiek ten opzichte van het Westen een min of meer gegeven feit is, dat echter ongetwijfeld beïnvloedbaar is door de houding van het Westen. De keuze ligt tussen een open politiek en een zuiver defensieve en negatieve houding. Aangezien het tenslotte gaat om tussenmenselijke betrekkingen, lijkt het moeilijk vol te houden, dat de laatste houding de beste zou zijn. De opbouw van een bevredigde toekomst voor de mensheid in haar geheel is geen taak, die geïnterpreteerd kan worden binnen het kader van machtspolitiek. Voor zover wij de toekomst kunnen voorzien, zal deze het naast-elkaar-bestaan brengen van een aantal geïndustrialiseerde maatschappijen. Dit zal naar alle waarschijnlijkheid een zekere vermindering van de machtspositie van het Westen met zich meebrengen, maar men zou dit moeten | |
[pagina 376]
| |
aanvaarden als de prijs voor een beter gecoördineerde en gestabiliseerde wereld. De open politiek, bestaande uit de volledige inschakeling van China in de internationale organisaties, het aanmoedigen van handel en het aanknopen van culturele betrekkingen, is derhalve de enige constructieve houding Bijna een vierde van de mensheid uit te schakelen kan niet anders dan desastreuze gevolgen hebben en zal de agressieve potentialiteit van China slechts verhogen. Bovendien als men de zaken nuchter wil bezien, zou men willen vragen of het in het belang van het Westen is het conflict met de communistische wereld op de spits te drijven. Een definitieve afsplitsing van de Sovjet-Unie, ondanks alle conflicten met China, is zeker niet waarschijnlijk. Het is geen voordeel voor het Westen, indien de rest van de wereld het Westen meer en meer gaat indentificeren met reactie en conservatisme. Laat het Westen trouw zijn aan zijn eigen idealen, maar deze ook werkelijk toepassen, zelfs waar het verlies betekent: op deze wijze alleen kan het een constructieve taak vervullen. |
|