van menselijk denken en doen: ‘Tot in de theologie, met het gevolg, dat de theologie steeds meer nadert tot anthropologie’.
Dat ontken ik niet, maar ik stel alleen de vraag, wat theologie, die tenslotte opgaat in anthropologie, nog met theologie te maken heeft.
Wat mij betreft, ik aanvaard de saecularisatie van de wereld zonder ressentiment, zij het ook zonder enthousiasme (is er tot nog toe veel reden tot enthousiasme?). Ik meen echter, dat de kerk, de saecularisatie der wereld aanvaardend, zelf kerk moet blijven en zich niet moet laten saeculariseren.
Wanneer ik mij voortbeweeg in de door jou aangegeven richting, zie ik niet in, waarom ik niet even goed lid van het Humanistisch Verbond zou kunnen zijn als lid van de Hervormde Kerk. Je zoekt, geloof ik, de betekenis van de christelijke kerk niet in haar geloof in Jezus Christus, maar in haar ethiek. Je spreekt met een zekere waardering over de christelijke erfenis, die in de westerse cultuur is opgenomen. Maar ik heb begrepen, dat volgens jou die christelijke erfenis alleen veilig is in de handen van de christelijke kerk, als deze haar dogma's - geheel achterhaald als ze blijken te zijn, als ze hen doorlicht met het licht waarover wij nu beschikken - prijsgeeft, haar theologie laat opgaan in anthropologie en haar geloof in God inruilt tegen het atheïsme, waarmee amerikaanse theologen, zoals je zegt, zo ‘verrassend vrijmoedig’ voor de dag komen (tussen haakjes: doen ze dat, zoals je zegt, inderdaad op het voetspoor van Bonhoeffer?).
Versta ik je goed? Is de christelijke erfenis, die in de westerse cultuur is opgenomen, alleen veilig in de handen van de christelijke kerk, als deze bereid is, zich voor het einde van deze eeuw te laten transformeren in zo iets als de vrijdenkersvereniging De Dageraad of - iets minder radicaal - het Humanistisch Verbond?
Ben ik uit de tijd, wanneer ik, gelovend in Jezus Christus als degene, in wien God zich op unieke wijze in de geschiedenis heeft geopenbaard en daarom lid van de christelijke kerk, alles op alles zet, om mijn geloof in God te belijden en niet verrassend vrijmoedig atheïst te worden, mijn theologie theologie te laten blijven en niet in anthropologie te