Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande luxueus uitgegeven boek, zijn meesterwerk bleek te zijn, of op z'n minst zijn evenwichtigste bundel. Het elegische, weemoedige, droevige van de toon was heel jong, maar zowel in het lied-achtige als in het anecdotische slaagde de dichter duidelijk. Kruistochten (1929) bevatte een van zijn beroemdst geworden verzen, het prachtige ‘De nachtegaal’, maar dat Donkersloots dichterschap zich gunstig ontwikkelde kon men uit de bundel als geheel niet concluderen. De verhalende gedichten in die bundel lieten zien, dat hij zijn lier anders wilde stemmen, dat hij naar andere onderwerpen en nieuwe inspiratie zocht. Die lange gedichten waren prettig leesbaar, met zwier geschreven, virtuoze prestaties. De verhalen en situaties waren echter te weinig interessant, de stemming overheerste teveel de anecdote en veel toekomst werd er voor de dichter niet door geschapen.
Hij slaagde later evenmin in het scheppen van poëtische toekomst. Gebroken licht (1934) bevatte enkele uitstekende gedichten, maar de huiselijke rijmen en ietwat gratuïte grappen die in deze bundel voorkwamen betekenden zeker geen verruiming van het dichterschap. De retoriek van Onvoltooide symphonie, het breeduit bespiegelende en mijmerende dat in de latere bundels ging domineren, - geen van deze elementen verrijkte of vernieuwde zijn poëzie wezenlijk, en de treffende gedichten die men in die latere bundels vindt hebben alle de elegische, ontroerde toon van Grenzen.
Toen hij en zijn uitgever ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag een representatieve bloemlezing uit zijn oeuvre, De grondtoon (1963), samenstelden, werd dat ook wel erkend. Hij wilde twee karakteristieke elementen van zijn poëzie naar voren laten komen: ‘vergankelijkheid’ en ‘liefde voor de medemens’, en aan zijn uitgever schreef hij: ‘Ik hoop dat wat ik voor mezelf in stilte wel eens de mozartiaanse toon noem, die dan meer lied is en een soort bevleugeld ontkomen aan zorg en druk uit of het verlangen daarnaar, erin uitkomt!’
Zo goed als men verklaren kan, dat Donkersloot omstreeks zijn dertigste een hoog gewaardeerd dichter was, zo goed kan men verklaren dat zijn reputatie later minder werd. Hij ontwikkelde zich wel als mens, nauwelijks als dichter. Wat na