voor beter, zij is van geen betekenis voor wat ik zou willen betogen.
De afdoende verklaring voor de zin van het door de postzegel onder het oog van miljoenen gebrachte tafereel is immers te vinden in het bijschrift, waaruit ons opnieuw duidelijk wordt dat het bij de autoriteiten die over dergelijke machtige publiciteitsmiddelen beschikken, aan fijne trekjes zelden ontbreekt.
Dat bijschrift, of liever opschrift luidt namelijk: ‘Zwanzig Jahre Vertreibung 1945-1965’.
Ik moet toegeven dat het mij een heel stuk denkwerk heeft gekost eer ik er in mijn argeloosheid toe ben gekomen te doorgronden, dat in deze tekst het Duitse gemoed opwekt tot meewarigheid met die Duitsers uit oostelijke gebieden, die ingevolge beschikkingen van de gealliëerden te Jalta en andere regelingen, na de wijziging van de staatkundige status die zij hadden ten tijde van het Derde Rijk, zich opmaakten om te emigreren.
Tegen déze postzegel heeft - voor zover mij bekend - geen van onze bladen gereageerd.
Ik meen niet teveel te zeggen als ik deze manifestatie denk tot de ons nu bekende fijne trekjes te mogen rekenen.
Want voorwaar, vele miljoenen van overal ter wereld zijn, niet van 1945 tot 1965, maar van 1940 tot 1945 onvrijwillig van huis en haard verdreven en met onvoorstelbare gruwelijkheid omgebracht of omgekomen.
Een querulant of erger is echter wie daar nog over nakauwt. Wij weten allemaal drommels goed dat het hemd, het irredentistische hemd, nader is dan de rok en dat men beter ervan wordt, over die twintig dan over de reeds vergeten vijf jaar gevoelige snaren te betokkelen. ‘Vertreibung’ is misschien niet zo een gelukkige term voor wie in dit opzicht zoveel boter op het hoofd heeft. Maar een kniesoor die hier om de brutale en slechte smaak de uit de volheid van het sentiment verwekte ‘Brustton’ van het gemoed vergeet.
Toch blijft het, van gemoed gesproken, jammer dat we nu eens niet een ‘gemütliche’, gezellige postzegel gekregen hebben in plaats van weer een smartlap. De Duitse mentaliteit, bij al zijn sentiment en fijne trekjes, behoudt een ethnologisch ingeschapen hang naar het lugubere. Even