De Nieuwe Stem. Jaargang 21(1966)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] J.B. Charles Meeuwen boven de Sont Schaatsen boven de Kong Knud en drie meter boven mij die op het dek pal staat in de wind, alsof zij mij opbrengen de meeuwen, in een ongeregeld eskader (het vraagteken waait weg) De cockpit is hun kop. De bek een klein kanon. Zo kunnen zij de voetjes veilig houwen gevouwen onder het kontje als zij hun streken drijven. Toch moeten zij een motor hebben, al doen zij dan niets merkbaars, toch worden zij bestuurd. Want wenden zeventien kanonnen naar stuurboord: het eskader zwenkt even onbewegelijk als onvervaard: daar komt van Nyborg ons tegemoet het stoomschip Kong Olaf, dat zullen zij naar Sjaelland terug begeleiden. [pagina 4] [p. 4] Voor Siranouche Mensen zouden voorzichtiger zijn, en minder luidruchtig wellicht, als zij konden beseffen dat zij slechts bestaan in de dromen van dieren. Zie, de kat Goeri opent zijn ogen, en houdt zijn adem nu in: daar is weer dat wezen dat hij altijd droomt: dat ben jij. Hij gaat zachtjes spinnen, want een nare droom ben jij niet Siranouche. Fiston jullie hond is van alles niet zeker. Zo vragend springt hij op tegen Haik je broertje dat het duidelijk is, hij zou willen weten: is dit echt of droom ik? Niet hij, weten wij. Het is ik, dat ben jij. De paarden alleen verdenk ik van schaarse momenten waarop zij wakker genoeg zijn om ons bestaan te doorzien. En daar staan wij dus. Het paard ook als ik, net als jij in de droom van een mus die komt kijken. Vorige Volgende