De Nieuwe Stem. Jaargang 20(1965)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 760] [p. 760] Sonja Prins In het bos (1) osmotische bladertoppen gedegen als het licht daaronder opgehoopt ik hoop olifantachtige wortels in een onmerkbaar park * en een onmerkbare renaissance die zijn slurf als een tornado plotseling neerlaat huizen zonder daken ontploft * osmotische ruimte geen ding zonder het ander stof en grauw stof maar blauwe bomen tussen naaldachtige grijze * vaargeulen door donkere bossen een man sjouwend hoofd als een eigen prieel zijdelings onvermengd heuvel op glibberige paden naar beneden [pagina 761] [p. 761] In het bos (2) stapstenen die de weg wijzen maar je moet er gewoon doorheen lopen het water is niet diep het groeit wel onafgebroken daarom moet je er gewoon doorheen lopen en je blijft wel omdat het zo helder is aan de rand steken overal in het bos komt het te voorschijn donkere lippen en monden zacht murmelend en langzaam stenen bijeengarend en dan verheugd worden het watervallen bergen af rotsen als huizen maar je moet er overheen gewoon alsof je niets ziet anders blijf je aan de rand steken uit het zwarte licht in de blinkende zon je moet er gewoon doorheen lopen duizelig worden desnoods en ziek je bent ook maar een hijgend blad op zijn stengel wuivend je hebt nog niet gevaren [pagina 762] [p. 762] talrijke koude uren zitten in je bloed je bent ook maar een mens en zijn geschiedenis loopt uit als je niet oppast daarom moet je gewoon doorlopen doen alsof je niets ziet (niet aan de rand blijven steken omdat het water zo helder is) * vraag niet wat de dichter bedoelt dat weet hij zelf niet als hij niet in beweging blijft wordt hij gestoken door muggen Vorige Volgende