De Nieuwe Stem. Jaargang 20(1965)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 741] [p. 741] Henk van Kerkwijk Landschap hebben de golven ogen? ik denk het niet want hun orgaanvreemde kijken door de buiken van dode vissen is meer het glazig staren van een steeds weer zichzelf strelende masturbant zijn de bomen antennes? uitlopers van een pottende aarde die stervenskreten en moederschaps- verlangens registreren voor het kaartsysteem van de grond ik denk het niet en ook de bruggen, gestadige coïti tussen twee au fond afwezige geliefden, luisteren ze naar het gezang van de volgegeten banden en geven ze in hun kraken uitleg en interpretatie mee aan de wind? ik denk het niet want door denken hou ik mijn huis van kobolden vrij de trappen schoon de geraniums proper [pagina 742] [p. 742] was ik meester meester bij de keuringsdienst van waren geen dag kwam nog op geen nacht ging nog onder de hele tijd in keurig fluweel verpakt mijn oom die ik niet heb en nooit had die voor het fluitspelen met tong en tanden klakt en later verwisselt hij muziek en instrument voor het nasale aaien van een listige klarinet maar de Morgenstimmung van Grieg is hem verboden in huilen ben ik geen meester zoals ik ook niets te zeggen heb bij de keuringsdienst van waren [pagina 743] [p. 743] Bokser o ik moet en moet op adem komen nu mijn vuisten steeds weer bevriezen op het moment van kramp geef me vijf tellen meer dan de negen van de eerste ronde en laat de lachers van mijn hand afgaan maak me hard als de planken waarop ik lig ik plant staaldraad in mijn armen en vecht een licht, bevecht een licht als een doodzonde die mij onsterflijk moet maken ik kan wel drinken al drink ik niet die mij hard en woordelijk herhalen zijn als water plonsend en soppend of een bosaap door mijn schedel stapt moet ik daarvoor de ogen opendoen? Vorige Volgende